Perceelsnamen

Ontginning

Hoewel een groot aantal gegevens er op wijzen dat ons dorp pas na het jaar 750 opnieuw bewoond raakte, zijn er bij ons als schrijvers toch ook een aantal twijfels gerezen hierover. We schreven daar al uitvoerig over. Ook als we wat dieper gaan graven in de geschiedenis van de ontginning van ons dorp krijgen we het idee dat een aantal percelen met name in de kern van het dorp en in het gebied tussen de Hogeweg en de Waalbandijk, afwijken van Karolingische perceelsvormen en in bepaalde opzichten sterk doen denken aan een Merovingische ontginning. In de Merovingische tijd gebruikte men een vrij lichte ploeg, de zogenaamde `schuifploeg’. Dit landbouwwerktuig had maar één schaar waarmee de grond slechts ondiep werd omgewerkt. De voren lagen kruislings over elkaar, waardoor eigenlijk automatisch min of meer vierkante percelen ontstonden. In de Karolingische tijd kwam een veel zwaardere ploeg in gebruik die door een koppel ossen getrokken moest worden. Met een dergelijk lang ‘span’ kon je moeilijk draaien dus was het makkelijker om lange smalle akkers te maken.
Tiel bestond al veel eerder als nederzetting. Uitgaande van het feit dat de Waal destijds minder groot was en Wamel vanuit Tiel dus veel makkelijker bereikbaar geweest moet zijn, is het mogelijk, dat de bewoning zich van daaruit al vrij snel heeft uitgebreid.

De plaatsen waar de abdij in Prüm in onze omgeving bezittingen had.

De plaatsen waar de abdij in Prüm in onze omgeving bezittingen had.

Bestuderen we het Prümer Urbar, het goederenregister waar Wamel voor het eerst genoemd wordt, dan blijken er rond Tiel een kluitje bezittingen van het klooster te liggen. Dat is op het kaartje duidelijk te zien.
Een gelijktijdige kolonisatie van deze plaatsen is zeer aannemelijk. De relatie met Tiel is eeuwen lang erg sterk geweest. Men moest van deze kant in Tiel ‘Bolwerken’, dat wil zeggen: meehelpen de verdedigingswerken in orde te houden. Bij rampen zoals overstromingen kwam de eerste hulp die werd geboden meestal vanuit Tiel.
De aanname dat ons dorp en vele andere dorpen in Maas en Waal in de Karolingische periode pas weer bewoond raakten stoelt o.a. op het gegeven dat er nooit bodemvondsten uit eerdere periodes zijn gedaan. Van de andere kant moet gezegd worden, dat er eigenlijk ook nooit uitvoerig en gericht in dorpskernen als Wamel en Dreumel gezocht is. Dat is slechts op een paar plaatsen gebeurd. Er zou wat dat betreft een veel daadkrachtiger beleid gevoerd moeten worden. Op percelen waar mogelijk historisch belangrijk materiaal te vinden is, zou eerst onderzoek gedaan moeten worden, voordat de bulldozer er door gaat om opnieuw een oeroud stuk stroomrug in een paar dagen of weken geschikt te maken voor woningbouw of industrie, waarbij de bestaande structuur van een gebied volledig verstoord wordt. Het is een misvatting dat zo iets altijd leidt tot een maanden- of jarenlang oponthoud. Oponthoud ontstaat pas als men een werk begonnen is en er dan belangwekkende zaken boven komen waardoor men moet stoppen. Als het onderzoek gewoon in de planning van de uitvoering zit, dan is er absoluut geen sprake van oponthoud. Zo zou het heel interessant kunnen zijn om eens wat in de bodem te zoeken als ooit in de kern van het dorp de bebouwing rond de Houtstraat plat gaat. Dit deel ligt op een plaats die al vanaf het begin tot de ontgonnen stukken behoorde.
Het eerst is namelijk de oeverwal ontgonnen en ontstonden er blokken met daarop waarschijnlijk een hoeve. Die bewoning moet uiteindelijk uitgegroeid zijn tot het eigenlijke dorp met een concentratie van bewoning langs de Dorpsstraat en op bepaalde punten langs de huidige Lakenstraat. Het is onduidelijk of voor de stichting van het klooster in de Kloosterstraat hier ook al bebouwing was, of dat dit stukje Wamel juist door het klooster tot ontwikkeling gekomen is.
Er zijn nog wel enkele opvallende dingen te ontdekken. De achterzijde van Hoge-en Lageweide en de Weide achter de Lakenburg liggen op de uiterste rand van de oeverwal. De percelen in het blok dat omsloten wordt door Liesterstraat, Van Heemstraweg, Parkstraat en Zijveld, zijn parallel aan de Liesterstraat en de Van Heemstraweg allen middendoor gedeeld. Die deling valt eveneens precies samen met de rand van de oeverwal.
Het dorp zelf ligt op het smalste deel. Dat lijkt een beetje vreemd, want daar had men toch feitelijk de minste plaats voor de vruchtbare akkers, van de andere kant lijkt dit smalle deel wel het hoogste stuk van de oeverwal geweest te zijn. De eerste ontginningen zullen dan plaatsgevonden hebben aan de zijkanten van het dorp, met name in de richting Leeuwen waar na de eerste groei van de nederzetting de Hoge Zevend aangelegd moet zijn. Waarschijnlijk heeft men die al vrij snel tot achter het Hoogbroek doorgetrokken. In het Hoogbroek liggen namelijk uitstekende gronden op oude oeverafzettingen van een Maasarm. Ook het Westerveld en een deel wat ten zuiden van de huidige Kwadenaardstraat ligt, zou al vroeg ontgonnen zijn, hier duidt ook een verdwaalde akkernaam op (zie Bijlage Perceelsnamen Lange Akkers).
Er is niet na te gaan in welke volgorde de rest van de polder werd ontgonnen, maar het zal betrekkelijk kort na elkaar gebeurd zijn. Er is in de gehele polder namelijk nauwelijks verschil in de wijze van verkavelen en veel noord/zuid georiënteerde perceelsgrenzen lopen vrijwel aaneensluitend door de gehele polder heen. Geen enkel blok wijkt echt duidelijk af van een ander wat betreft verkaveling en structuur. Alleen de delen die echt op de oeverwal liggen zijn anders georiënteerd en lijken beduidend eerder in gebruik genomen te zijn. Daarom mag aangenomen worden dat het grootste deel van onze polder min of meer als een geheel ontgonnen is of dat het in betrekkelijk korte tijd gebeurd is. Mede uitgaande van de gevonden namen in belastingregisters, moet de gehele Wamelse polder uiterlijk 1400 volledig in cultuur gebracht zijn, maar het kan ook al veel eerder gedateerd moeten worden.
Opvallend is dat de percelen in het dorp zelf en het deel van de oeverwal tussen Wamel en Leeuwen voornamelijk gebruikt werden voor akkerbouw, terwijl het deel dat westelijk van Wamel ligt hoofdzakelijk graslanden was. Het westelijke deel ligt lager dan het oostelijke deel, wat een verklaring geeft voor deze tweedeling in het oorspronkelijke grondgebruik. We wezen al op de afwijkende perceelsvormen in het oostelijke deel, die duidelijk tenderen naar meer vierkante blokken, terwijl in het westelijke deel een overduidelijke strokenverkaveling wordt gevonden. Hoewel de perceelsnamen zelf daar niet direct op wijzen, doen de vormen denken aan een Merovingische ontginning. Ook in het dorp treft men nergens sporen van een strokenverkaveling aan. Wederom een reden die een klein beetje grond geeft aan de twijfels omtrent de onstaansperiode van Wamel.