De Wamelse kerkgeschiedenis

Zondag: kerkdag

‘s Morgens om kwart voor zes moest de koster de kerk open hebben. Een mevrouw uit de Dorpsstraat vertelt: ‘Eerst om zes uur te communie, dan om zeven uur een gelezen H.Mis bijwonen. Tijdens de Hoogmis om tien uur mochten we thuis blijven. ‘s Middags was het weer raak. Om half twee naar de catechismusles speciaal voor de hoogste klas als voorbereiding op de plechtige H.Communie. Om twee uur was er in de kerk het Rozenkransgebed, voorgebeden door Sien of Daat van de Sieneschool (bewaarschool). Half drie het Lof en dan tot slot om drie uur H. Familie voor de vrouwen. Meer dan twee uur achtereen in de kerk waarin het tijdens de winter ook nog eens ijskoud was. Dan kon je naar huis waar ook op zondag de koeien gemolken moesten worden.’

Ook door de week waren er al vroeg kerkelijke activiteiten. De ‘zevenuurse Mis’ was altijd een gezongen Requiemmis. De zangers van het koor konden de tekst wel dromen. De kapelaan deed om acht uur altijd een gelezen H.Mis. Ook was er een of tweemaal per week om acht uur in de ‘Catechiesmuskamer’ catechismus onderricht voor de schoolgaande jeugd. Geheel in de geest van die tijd moesten alle vragen en antwoorden van buiten worden geleerd. In die hoge kale ruimte met stenen vloer stonden zo’n tiental lage houten banken. Vooraan zaten de jongens, achteraan de meisjes. Op een hoog katheder zetelde de oude pastoor, links geflankeerd door een hoge potkachel en rechts door een kist met kleurrijke kartonnen platen met Bijbelse taferelen. Bij een onjuist antwoord moesten vraag en antwoord een bepaald aantal malen worden overgeschreven en dit strafwerk moest bij de volgende les bij de pastoor worden ingeleverd. Vaak gebeurde dit schrijfwerk op grote bruine suikerbuilen die voor de winter bewaard werden. Wanneer het dan ’s winters al te hard vroor, werd de potkachel volgestopt met dat opgespaarde papier, zodat althans even de kachel roodgloeiend kon staan.
In hun parochiememoriaal maakten de opeenvolgende pastoors ook vaak melding van het houden van een H. Missie. Zo een H. Missie duurde meest een volle week en diende ter vernieuwing van het godsdienstig leven der parochianen. Dagelijks was er dan een avondlof met een vurige predikatie vooral over de zonde, het enige en eigenlijke kwaad. De paters Redemptoristen waren beroemd of berucht vanwege hun donderpredicaties. De levensregel was: ‘Ik moet eens sterven maar ik weet niet wanneer, waar of hoe. Dit echter weet ik: dat, zoo ik in doodzonde sterf, ik voor eeuwig verloren ben.’

Ook het kinderaantal kwam ter sprake: ‘Ik had je zoveel of zoveel kinderen toebedacht, waar zijn de anderen ?’. Verontruste moedertjes met misschien zeven, tien of twaalf kinderen, troostten elkaar bij het verlaten der kerk dan met de woorden: ‘Dat is toch niet voor ons bedoeld.’ Er waren vaak afzonderlijke predicaties voor getrouwde mannen en vrouwen en voor ongetrouwde vrouwen en mannen. Of zo een man nu 15 of 75 was deed niet ter zake.
100085-1-orig
Bij het zilveren priesterfeest van pastoor Heurkens werd hem een zilveren processiekruis en dito altaarbellen aangeboden. Tijdens de eerste twintig jaar van zijn pastoraat mocht pastoor Heurkens nog heel wat beelden en ander kerkmeubilair van goedgeefse parochianen in ontvangst nemen. Zo werden een Petrusbeeld -thans nog aanwezig bij de kerkhofpoort- en het St. Victorbeeld dat nu nog in de pastorietuin staat, geschonken. In 1922 werd er met succes gecollecteerd voor de aanschaf van het metershoge triomfkruis dat slechts met moeite in de top van het gewelf boven het priesterkoor kon worden bevestigd. Een verzilverde Godslamp, geschonken door de Weduwe G. van Dreumel, vervolmaakte het rijke kerkinterieur.

Deze foto's tonen de onthulling van het H. Hartbeeld. Meester Van Oijen hield een toespraak, waarna het doek van het beeld gehaald werd. Duidelijk zichtbaar is ook de grote ereboog die over de beeldengroep is heen gebouwd. Opvallend is ook het feit dat vrijwel iedereen een hoed of pet droeg destijds...

Deze foto’s tonen de onthulling van het H. Hartbeeld. Meester Van Oijen hield een toespraak, waarna het doek van het beeld gehaald werd. Duidelijk zichtbaar is ook de grote ereboog die over de beeldengroep is heen gebouwd. Opvallend is ook het feit dat vrijwel iedereen een hoed of pet droeg destijds…

Bij zijn zilveren pastoraat kreeg Heurkens in 1932 een H. Hartmonument aangeboden ter plaatsing voor de kerk op het kerkplein. Een levensgrote beeldengroep met centraal de Christusfiguur met rechts een moeder met kind en links een man met een schop. De groep stond op een trapsgewijze opgebouwde granieten sokkel opgezet door Italiaanse vakmensen. Jammer dat men er in 1945 geen betere bestemming voor gezocht heeft dan wegverharding. De onthulling van het monument was een waar volksgebeuren. Hoe diep religieus veel mensen toen leefden toont ons de inhoud van een gedicht in 1942 gemaakt door ‘Toon van Bette’, ofwel Antoon Sengers, toentertijd woonachtig aan de Hogeweg naast de ‘Hucht’.

Gedachten aan Moeder.

Es `k Zondags zoo thuis zij en niks heb te doen
Gao’k veur nao de kamer nao ’t Petret van m’n moen
En dan kik ze m’n aon mit d’r ooge zo koor
Of dè ze wil zegge ‘Jong zij’de wir daor ?

En ok weet ik ’t nog goed, toe’k unne jong nog en waar
Wa ze toe vur ons deej, om te houwwe ons klaor
Hoe z’ons wastte en kaamde en nao schol stuurde op téd
En ons klumpkes wèr schuurde effe lage op bed.

En zo duk hè ze ok, ‘k heb ’t van vaoders geheurd
Ons kleer zitte maken, die we duk han verscheurd
Tot laot in den aovend, tot diep in den nacht
D’r kwaam duk wa kijke, we waren mi acht.

En èffe dan zondags, es ’t klepte kwartier
Nao de leste Mis moesse, mit ’n man of drie vier
Dan was `t een zuuke, we waren ammol wa kwèt.
`Mak toch vort jonges’ zè ze “t is ummers hoogtèd’

Den ene die ha dan ginne feter in de schoen
Den andere kon er z’n bèfke nie urn doen.
`k Zal ouw erst ’s helpe, Grad veur in de kas
Daor lee nog ’n knopke’, sloeg `t stof van M’nnne jas.

En èffe dan èndelijk weg ware op het lètst
Dan moes ze gaon zorge vur ’t ète z’n best
En keek z’ons nog nao, net zolang es ze kon
En zè bij d’r ège `Wa zen ze toch schon’.

De Kategiesmus hè z’ons van buite geleerd
`En zorg ok’ zo zè ze ‘dè g’ t Liefvrouwke vereert’
De ge bidt , Rozenutje,’t is vur oeuw ège geluk
En gaat te Communie veule en heel duk.’

`Zeg altèd de miense heel netjes gedag
Passeerde de kerk, zet de pet efkes af
En ok vur de meester, pestoor en kaplaon
’t Sleet toch zo netjes zo licht is’ t gedaon’.

De geloofsbeleving van de mensen komt ook tot uitdrukking in de vele toneelstukken met een religieuze achtergrond die er werden opgevoerd.

De geloofsbeleving van de mensen komt ook tot uitdrukking in de vele toneelstukken met een religieuze achtergrond die er werden opgevoerd.
Op de deze foto schijnt het onderwerp “De Hemel” te zijn, omdat de centrale persoon op de foto de sleutel van de Hemelpoort in haar handen lijkt te hebben.

leder ’t Zijne, zij eerlik ès goud
Gif dè zeg ik oeuw, dè ge dè altèd onthoudt
En wa nie van ouw is, blijf t’r af mit de hand
Bewaar toch oeuw ège en ons vur de schaand’

Wa hè ze voor ons toch gewerkt en gesjouwwd
Zolang as ze kon, tot ze ziek wird en oud
Toe hè ze vur ons nog, dor kunde op aon
De Rozekrans duk dur de haand laote gaon.

Deze foto toont een spel over verschijningen van Maria in Lourdes.

Deze foto toont een spel over verschijningen van Maria in Lourdes.

Hoe kan `t toch zijn, zoo denk ik zo duk
Dè kijnder verstote d’r grootste geluk
Dè ’n moeder dan soms nog gebrekkig en oud
Van `t één duk nao `t ander mot worre gesjouwd.

Die ’n moeder die altèd goed op hé gepast
Beschouwd wordt op `t lèste nog ès `ne last
En dè ze dan zucht soms,”t is sund dè `k `t zeg
Ik zij hier te veul toch, och was ik mar weg.’

En hèddet geluk, dè g’ ouw moeder nog hèt
Och houw ze in eere, bemint ze altèd
Op dè ge dan looter, as ge grafwaarts heug leidt
Toch nie wordt gefolterd, dur knagend verwijt.