De stoomtram

Plannen: voorbereidingen, maatregelen en ideeën

Al in 1867 kwam er bij de gemeentebesturen van Dreumel, Wamel, Druten, Ewijk en Beuningen een brief binnen uit Rossum. Men had het plan een spoorlijn aan te leggen van Zaltbommel naar Nijmegen. Met name de Drutense bestuurderen waren hier grote voorstanders van, maar op 5 mei 1873 werd besloten dat de lijn zou worden Amsterdam-Utrecht-Arnhem en zo viel Maas en Waal dus uit de boot.

Rond 1878 waren er al verschillende staatsspoorwegen, hier mochten tramwegen aan toegevoegd worden. Dit moest dan grotendeels in de berm of aan het randje van de weg gebeuren en harder dan een kilometer of 15 mocht de tram niet rijden. Vanuit de bevolking was er toch nog wel weerstand tegen de stoomtram: men vond het een gevaarlijk snelheidsmonster, een paardetram kon nog wel maar een stoomtram was ‘veel te gevaarlijk’. Er zouden alleen maar ongelukken van komen en bovendien was het ‘ding’ helemaal overbodig, want zeg nu zelf: ‘wie zou er in zo’n duivelsmonster gaan zitten?’ Toch bleef het idee van een tramweg broeien en er was al een ‘Commissie tot aanleg van de Stoomtram’ gevormd. Een beetje bekendheid voor die ‘broedplannen’ was wel nodig, want er moest geld op tafel komen, er zouden opmetingen gedaan moeten worden. Toch had Maas en Waal op dat moment ook wel andere zorgen, het land stond door een overstroming weer eens onder water.

In 1881 gaf Nijmegen het recht aan de commissie een stoomtram te regelen. Deze toestemming zou echter weer ingetrokken worden als:
a. de tram 8 dagen niet zou rijden zonder door overmacht verhinderd te zijn;
b. het publiek in gevaar zou worden gebracht;
c. er bij dwarswegen niet gewaarschuwd zou worden, of iemand er zou staan om te waarschuwen.

Er moesten echter nog meer concessies gedaan worden aan Wamel en Beuningen, voordat zij met het voorstel accoord gingen. Eén gemeente bleef er echter dwarsliggen, dat was Ewijk-Winssen. Na flink wat vergaderen ging in 1882 ook Ewijk overstag. Toen moest het geld bij elkaar gebracht worden. Dit heeft waarschijnlijk heel veel problemen opgeleverd, want tot 1890 wordt er niets meer van de tramlijn gehoord. In dat jaar bleek in de boeken van de ‘Nijmeegse Tram’ dat het daar heel goed ging, en prompt werd er weer geïnformeerd naar de lijn Nijmegen – Wamel.

Een overzicht van de tram- en spoorwegen in Maas en Waal, de Betuwe en een deel van de provincie Utrecht, in het begin van deze eeuw.

Een overzicht van de tram- en spoorwegen in Maas en Waal, de Betuwe en een deel van de provincie Utrecht, in het begin van deze eeuw.

In die tijd was in Wamel H.W.J.C. van der Sijp burgemeester geworden. In een tramverbinding met Nijmegen zag Van der Sijp kans Wamel onafhankelijker te maken van de nukken die zijn gemeente zowel van de stad Tiel als van de rivier de Waal te verduren kreeg. Dat men toch al vorderde met de plannen bleek ook uit een raadsvergadering van 20 maart 1891, waar een verzoek lag de tram door de Bonderweg te laten lopen in plaats van de Liestersteeg. Ook nu echter leverden weer de financiën een groot probleem op en duurde het weer 6 jaar voor er iets van de lijn vernomen werd, er waren toen namelijk wel enkele geldschieters: Vanuit Nijmegen kwam er een verzoek aan de burgemeester van Wamel om te komen vergaderen in Druten. De burgemeester zelf kon niet, maar vond de vergadering wel zeer belangrijk, getuige het onderschrift bij de brief voor zijn wethouders.

Uiteindelijk ging het plan door, jammer was het dat Wamel niet het hoofdstation kreeg, waar het zo op gehoopt had met waterreservoirs, remises, opslagplaatsen en dergelijke. Dit alles werd aan Druten toegewezen. Op 9 maart 1898 kon de N.V. ‘Stoomtram Maas en Waal’ opgericht worden, waarin ook de burgemeester een zetel had, als hoofdcommissaris.