Met Christelijke groet…

Jongeren

De Jonge Werkman keerde in 1945 terug onder de naam Katholieke Arbeidersjeugd (KAJ). In Wamel kwam in 1946 een afdeling van deze “Kajotters” voor de dag en deze telde in december 60 leden. Desondanks lijkt er van enige bloei van deze jeugdbeweging geen sprake te zijn. Weliswaar vernemen we dat de KAJ meewerkte aan de propaganda voor Herwonnen Levenskracht en in maart 1947 ook het secretariaat daarvan toebedeeld kreeg, maar begin 1948 meldde het KAB-bestuur dat over de KAJ niet veel viel te vertellen en sprak het de hoop uit dat de nieuwe geestelijk adviseur weer enig leven in de afdeling kon brengen. Op 31 december 1948 had de KAJ 31 leden, waarvan er 16 tevens in vakbond georganiseerd waren, maar was zij “nog steeds niet in het vaatje waar het zuren moet”, zoals KAB-secretaris Joh. Zondag destijds opmerkte. Het bleek het KAB-bestuur en de aalmoezenier niet mee te vallen de jongens het doel en streven van de KAJ duidelijk te maken. Een belangrijk probleem was tevens dat de KAJ geen eigen ruimte tot zijn beschikking had en in allerlei “hoeken en gaten” zijn bijeenkomsten moest houden.
In juli 1948 werden de KAB-bestuursleden F. de Bieman en J.L. Zondag aan de KAJ toegevoegd en trad KAJ-voorzitter Fr. Zondag toe tot het KAB-bestuur. Hoewel er enkele maanden later voor enige tijd een KAJ-toneelclubje onder leiding van schoolhoofd en regisseur Bakker van de grond kwam, viel voor de KAJ als geheel geen vooruitgang te bespeuren.
Aan het einde van 1949 waagden het bestuur en vooral de geestelijk adviseur zich aan een andere aanpak en besloten zich met de KAJ voortaan uitsluitend op jonge arbeiders te richten. Tot dan konden ook andere jongeren lid worden, maar “aan het opleiden van middenstands- en boerenjongens tot bestuurder heeft de KAB ook niets”, schreef het KAB-bestuur. Het spoorde de leden wederom aan de jongeren tot het lidmaatschap van de KAJ te bewegen, want “de KAJ van heden is de KAB van de toekomst”. De inspanningen van de geestelijk adviseur ten spijt volgde er geen nieuwe opleving. In februari 1950 besloot de KAJ zelfs haar activiteiten voorlopig stil te leggen.
In 1951 achtte de geestelijk adviseur de tijd rijp om de draad van de KAJ weer op te pakken. Hoewel we over de daarop volgende jaren weinig weten, lijkt het tij langzaam maar zeker gekeerd te zijn. In 1956 vierde zij het eerste lustrum met 70 leden en veel activiteiten, vooral op het gebied van ontspanning.
In de jaren daarna werd in Wamel ook een afdeling van de Vrouwelijke Katholieke Arbeidersjeugd (VKAJ) opgericht. Deze werkte in 1963 samen met de KAJ mee aan een oliebollenactie ten behoeve van de Wij-en-Zij-actie, een internationale solidariteitsactie van het NKV voor de vakbeweging in de “onderontwikkelde gebieden”. De opbrengst was groot, ƒ 150,=. Een in november georganiseerde dansavond leverde nog eens ƒ 250,= op.