Met Christelijke groet…

De instellingen

Het Kolenfonds deed niet onmiddellijk na de bevrijding weer zijn intrede. Vlak voor de oorlog was de deelname al steeds geringer geworden. Desondanks ondernam een aantal leden vanaf 1950 pogingen om opnieuw tot oprichting over te gaan. Wellicht dat een voorlichting van Jan de Zwart in januari 1952 de doorslag gaf, want in dat jaar lukte het wel. Het fonds telde 40 tot 50 spaarders en maakte in 1955 en 1956 een omzet van ongeveer 700 hectoliter.
Een Doktersfonds keerde na de oorlog terug als onderdeel van het Centraal Ziekenfonds (CZF) uit Tilburg, zij het dat we hiervan pas in 1948 de eerste levenstekenen ontmoeten. In februari van dat jaar kwam een inspecteur van het CZF, de heer Arts, de ledenvergadering toespreken over de rechten en plichten bij deze verzekering. Hij wekte veel belangstelling, want er kwamen veel vragen los. Aan het einde van 1948 hadden 82 gezinnen zich bij het CZF aangesloten, in 1950 waren in totaal 1180 personen zo verzekerd, in 1956 1410.
In 1960 was de KAB betrokken bij de oprichting van een afdeling van het Gezinszorgfonds. Datzelfde jaar nog traden 48 gezinnen toe.
Tijdens de oorlogsjaren had de Duitse bezetter de kas van Herwonnen Levenskracht (HL) volledig leeggeplunderd. Al snel na de bevrijding hervatte het fonds ook in Wamel zijn activiteiten. In plaats van het organiseren van de “vrijwillige stuiveractie” riep HL nu op tot het donateurschap. Met steun van de Katholieke Arbeidersjeugd, de KAJ, wist het in 1946 70 donateurs te werven, een aantal dat in de loop van de jaren vijftig opliep tot rond de 130. Daarnaast bleef HL activiteiten organiseren als de Speldjesdag, loterijen, de Goede-Week-actie en de fruitacties. In 1953 telde het in Wamel 14 vaste medewerkers.
Ook de Kleinvee-centrale (KVC) keerde terug op het Wamelse toneel, maar in 1947 ontstond er onenigheid tussen de KAB en KVC agent Scheeren, tevens oud KAB -bestuurder, over de relatie tussen de twee. De KAB meende dat de KVC zich in de persoon van Scheeren te onafhankelijk opstelde. Uitkomst van dit conflict was in mei van 1947 de benoeming van een nieuwe KVC-agent, E. van de Linden, toen tevens KAB-secretaris. Het ledental steeg dat jaar van 65 naar 87 en zou tot de jaren zestig steeds rond de 80 bedragen, waarbij ongeveer 110 dieren verzekerd waren.
De Centrale Volksbank (CVB) en Concordia komen we ook weer tegen. De CVB had in 1948 18 spaarders. De toenmalige wethouder en oud RKWV-Voorzitter Vincent was kassier. In het midden van de jaren vijftig maakte de CVB in Wamel een tamelijk moeilijke tijd door, met slechts een geringe omzet, maar tegen 1960 zette een spectaculaire groei in: eind 1960 telde zij 143 spaarders.
Concordia telde in 1948 76 verzekerde gezinnen met in totaal 370 personen, in 1956 verzekerde het 130 gezinnen.
Net als in de jaren dertig kon de Volkskrant, zo sterk verbonden met de katholieke arbeidersbeweging, na de oorlog weinig abonnees verwerven in Wamel. Op verzoek van een hoofdagent van de Volkskrant trad KAB-bestuurslid Jan Peters in 1948 als agent op, maar al in mei 1949 moest de hoofdagent constateren dat dit nauwelijks effect had gehad en hield Peters op als zodanig te fungeren. In 1956 telde dit dagblad weliswaar 37 abonnees in Wamel, maar slechts 10 daarvan waren KAB-ers. Geheel verwonderlijk is dit geringe enthousiasme niet, als we bedenken dat het KAB-bestuur ter opluistering van de jaarvergadering in 1957 een bedrijfsfilm van De Gelderlander liet vertonen.
Tot slot van dit palet aan met de KAB verbonden instellingen noemen we het Kannunik J.G. van Schaikfonds, dat, opgericht in 1945, ten doel had zedelijke en financiële steun te verlenen aan zonen van KAB-leden die priester wilden worden. Hiertoe voerde de Wamelse KAB een doorlopende actie door het plaatsen van thermometers waarin de donateurs geld konden doen. Zo plaatste het bestuur in 1947 50 thermometers, in 1955 178. In 1960 hingen 275 thermometers uit en was de opbrengst voor het fonds ƒ 300,=. Vanaf 1947 heeft het secretariaat enige tijd in handen van de KAJ gelegen.