Wamel en de Tweede Wereldoorlog

Wamel, niemandsland tussen twee fronten

Zondag 17 september 1944. Een warme, zonnige nazomerdag. Ruim twee duizend zweefvliegtuigen, volgestouwd met luchtlandingstroepen en materieel zijn die ochtend opgestegen van 22 vliegvelden in Zuid en Oost Engeland. Doel: luchtlandingen op de Veluwe, bij Grave en in de omgeving van Nijmegen, St. Oedenrode, Veghel en Son om met behulp van de vanuit Zuid Brabant oprukkende legers de bruggen bij Grave, Nijmegen en Arnhem ongeschonden in handen te krijgen en door te stoten naar het IJsselmeer. Market-Garden is gestart.
In Wamel is iedereen op straat. Onophoudelijk komen vanaf het Zuid-Westen grote formaties transportvliegtuigen laag over gevlogen. Vanuit de verte klinkt kanongebulder en meer dichtbij vanuit Tiel het venijnige vuren van de Duitse luchtafweer. Betekent dit nu het einde van alle ellende? Veel Wamelnaren fietsen naar Wychen en omgeving waar ze kennis maken met hun bevrijders. Opgetogen vertellen ze na terugkomst over hun belevenissen. De daarop volgende maandag was het rustig in Wamel. Het contact met Tiel, via de pont was nog niet verbroken. Wel stonden er twee Duitse mariniers op de pont.

Langs de dijk bij café Van Echteld hadden zich enkele ondergrondsen geposteerd met geweren. Later op de dag zouden ze nog gevochten hebben met drie Duitsers die per fiets op de Veerweg reden. De Duitsers gingen terug met achterlating van hun fiets.
Dinsdagmiddag -19 september- beleven Jan Zondag en Toon Duifhuis de schrik van hun leven. Ze staan juist op het punt de torendeur binnen te gaan om vanuit de hoge toren eens te kijken wat er zoal in de buurt te doen is. Plotseling op nog geen vijf meter afstand felle schoten. ‘Franc-Tireurs’ wordt er geroepen. Vanachter het H.Hartmonument wordt er geschoten op twee S.S. mannen die op hun tandem op weg naar Druten zijn. De kogels missen hun doel en de met bloedige wraak dreigende S.S.-ers gaan door naar de Hogeweg waar ze, ongeveer bij het huis van de familie Van Wel, twee ondergrondsen (Derksen uit Alphen en Coppens uit Horssen) hun motor afnemen en daarop snel verdwijnen richting Druten. Ondertussen zaten Zondag en Duifhuis boven op de zolder van de Catechismuskamer waarheen ze waren gevlucht na het horen van de schietpartij. Het zolderluik hadden ze gebarricadeerd met de onderdelen van de Kerststal die daar opgeslagen lagen.
Ook dagboekschrijver Grad van Dreumel was getuige van deze mislukte aanslag. Juist van te voren had hij vanuit de toren met zijn verrekijker geconstateerd dat de pont nog in de vaart was. Beneden gekomen zag hij een motor met voorop Daan van Os en achterop Gijs de Lorijn die bij zijn huis, tevens het Bureau voor de Voedselvoorziening, afstapte. De Lorijn woonde vlak bij de kerk, op de hoek van de St. Victorstraat en huidige Houtstraat. Bij Hotel Telkamp, op de kruising van de Dorpsstraat en de Wilhelminastraat zag Van Dreumel een Duitser met een tandem de Dorpsstraat inrijden. Deze Duitser schreeuwde tegen de met zijn motor wegrijdende Daan van Os: ‘Halt, Halt.’ Hij was natuurlijk van plan de motor in beslag te nemen. Van Dreumel vluchtte snel de voordeur in bij Hent van Hellemondt. Hij had nog juist gezien hoe ook een tweede Duitser bij café Telkamp de hoek om kwam en twee maal met zijn revolver schoot op de snel wegrijdende Dam van Os. Toen de twee Duitsers het H.Hartmonument bij de kerk passeerden werd er op hen geschoten maar zonder resultaat.
Er waren die dag opvallend veel mensen die naar het ziekenhuis moesten. Waarschijnlijk waren het NSB-ers die in Tiel een veilig heenkomen zochten of lieden die daar de Duitsers op de hoogte brachten van de jongste ontwikkelingen in Wamel en omgeving.
In de vroege ochtend van 19 september worden het Veerhuis en het huis van Veerbaas Blydesteyn in brand gestoken door de Duitsers.
De 20ste september is Wamel in feeststemming. Vandaag zouden de Engelsen ons komen bevrijden. Grote groepen jongens en meisjes maar ook veel volwassenen stonden klaar om met hun oranje mutsen en sjerpen de bevrijders een feestelijke intocht te garanderen. De paar Engelse gevechtseenheden die geen andere bedoeling hadden dan verkenningen uit te voeren en die nauwelijks enige gevechtswaarde hadden, konden in de Dorpsstraat nauwelijks vooruit komen. Ondergrondsen gingen samen met burgers bij NSB-ers de geweren ophalen en de blijdschap steeg ten top toen er ook nog een tweetal ongewapende Duitsers kon worden aangehouden.
Maar al gauw komt de dringende oproep om alle Oranje maar weer op te bergen. Daan Duifhuis en Bertus Pardoel jr. zijn achter de dijk om het vee te melken en het daama naar een veiliger plaats te brengen. Men hoort wat op de Waal. Bertus, die erg lang was kijkt over de zomerkade en roept tegen Daan: ‘Laat los dat beest en wegwezen ! Daar komt een pont aan vol met Duitse soldaten.’ Beiden vluchtten zo snel als ze konden weg. Vanaf de toren zag men tegen vier uur een grote wagen met soldaten de veerpont afrijden. Achter de ruines van het veerhuis werd anti-tankgeschut opgesteld. Duitse mariniers sprongen vlug uit de laadbak van de vrachtwagen en trokken in gesloten colonne de Veerweg op, verspreidden zich over de weilanden liepen vliegensvlug de dijk op en drongen de tegenover liggende boerderijen binnen. Al gauw stonden de boerderijen van P. Elsen, de schuren van Rien Schonenberg en het café van Van Echteld in brand. Hevig werd er geschoten en met handgranaten gesmeten.
Bij de muur van het Protestantse kerkhof en op de hoek Lakenstraat Stationsstraat staan twee Engelse voertuigen met de loop Noord-West gericht. Een van de twee lost een enkel schot. Weldra verdwijnen ze echter weer richting Wychen, terwijl ook de nauwelijks geoefende verzetsmensen die met hun geweren aan de binnenkant van de dijk lagen, snel een veilig heenkomen zochten. Zij waren ook geen partij voor de zwaar bewapende Duitsers. Karel, Niek en Huub van Echteld verscholen zich samen met Jan van der Wielen boven op het hooi, maar omdat er zo geschoten werd vluchtten zij bij Jan van der Wielen in de kelder waar al meer vrouwen en kinderen een schuilplaats gevonden hadden.

Een deel van het stuk Waalbandijk waar de Duitsers de razzia hielden, waarna 14 onschuldige Wamelnaren werden afgevoerd naar Tiel, waar ze enkele uren later gefusilleerd werden.

Een deel van het stuk Waalbandijk waar de Duitsers de razzia hielden, waarna 14 onschuldige Wamelnaren werden afgevoerd naar Tiel, waar ze enkele uren later gefusilleerd werden.

De Duitsers komen de kelder in en de vier mannen moeten mee naar het transformatorhuisje op de dijk waar al meer toekomstige slachtoffers staan opgesteld. Ook Piet Elsen wordt bij zijn brandende huis meegenomen. Ook de bij hem inwonende evacué Dingenouts wordt gearresteerd. Het zelfde lot trof Hendrik Schonenberg en zijn zonen Johan en Wim. Ook Jan van Rooy werd tegelijkertijd meegenomen naar de dijk. Ook op het erf van Dirk Janssen probeert men het vuur te blussen met het gevolg dat ook Dirk en zijn zonen Siegbert en Piet gearresteerd worden samen met de eveneens in de Achterstraat wonende Antoon den Bieman. Twee van de zestien daar opgestelde mensen mogen naar huis, de anderen worden via de pont, naar Tiel afgevoerd.
Achteraf is gebleken dat de zorg om hun have en goed veel van de slachtoffers noodlottig is geworden. Daarbij werd de ernst van de toestand danig onderschat. Zo was Toon den Bieman bij zijn zwager Wim Janssen tegenover het tramstation aan het tabakspijlen toen hij zei: ‘Ik moet toch even naar huis om de varkens en kippen te voeren.’ , waarop de eveneens aanwezige Jan van Rooy zei: ‘Dan ga ik met je mee.’ Evert van Dreumel en Herman van Barneveld hadden hun beddegoed reeds in de boomgaard gezet omdat ze van plan waren een veiliger heenkomen te zoeken bij Jan van Bemmel in de Lageweg. Toen ze hun meubilair vanuit de Lageweg op kwamen halen zagen ze wel soldaten maar dachten dat het wel Engelsen zouden zijn. ‘Komm so mitt !’ werd hen toegeschreeuwd en met de kolf van het geweer in de rug moesten ze mee naar het transformatorhuisje. Ook bij Piet Vermeulen, waar zich eveneens de hele familie in de kelder verborgen hield, kwamen de Duitsers langs. Ze schoten een paar maal door het achterhuis, maar kwamen gelukkig niet binnen.
Piet Elsen kwam juist op zijn fiets aangereden uit richting Dreumel toen hij zag dat zijn huis in brand stond. Ondanks een waarschuwing dat het daar levensgevaarlijk was reed hij toch verder. Hij kon zijn paarden toch niet in het vuur om laten komen. Samen met de zoon van Bertus de Lorijn, die hem wel wilde helpen, ging hij zijn noodlot tegemoet. Piet Elsen werd meegenomen maar Marinus de Lorijn probeerde tevergeefs te vluchten. De volgende morgen vond men hem dood in de greppel van een nabijgelegen weiland.
De eersten die naar het P.G.E.M.-huisje gebracht werden waren L. van Dreumel en Herman van Barneveld. Ze werden nog nauwelijks bewaakt. Toen hun bewaker even bezig was met het opstellen van militair materieel, liep Evert van Dreumel, uiterlijk rustig, gewoon weg. Dat probeerde ook Bertus de Lorijn maar op hem werd dadelijk een waarschuwingsschot gericht. Doordat de asbestplaten op een van de in brand staande gebouwen hevig knetterden, waren de Duitsers er nog meer van overtuigd dat er veel wapentuig was opgeslagen, te meer nog omdat er inderdaad vanaf de dijk was geschoten. Ook groentehandelaar Van Rossum, woonachtig aan de Molendijk, wist nog te ontsnappen door zich van de dijk te laten rollen. Toen hij bij Piet Vermeulen de kelder in vluchtte riep hij: ‘Ze gaan er allemaal aan !’ Herman van Barneveld en Bertus de Lorijn mochten van de Duitsers naar huis omdat er vanuit hun huizen niet geschoten zou zijn. De anderen werden dus, hun vrouwen, moeders en kinderen in onvoorstelbaar verdriet en onzekerheid achterlatend, de pont opgejaagd met het bekende tragische gevolg.

In Tiel aangekomen worden de gevangen Wamelnaren door de coupure (‘poort’) aan de Waalstraat gevoerd. Direct rechts achter de Wal was daar het cafe Russon. De gevangenen werden tegenover het café opgesteld. De Oberleutnant van de groep soldaten die aan zijn linkerarm gewond was en die niet geheel nuchter meer was, eiste ‘Schnapps oder Bier’ voor zijn meute. Mevrouw Russon probeerde dit te weigeren door te zeggen dat ze geen glaswerk had. Dan moest ze het maar in een emmer doen zei de Duitser. Uiteindelijk gaf ze een kan bier met één glas. Ze trachtte nog de gevangenen vrij te kopen en bood de Duitsers duizend gulden in ruil voor de vrijheid van de Wamelse mensen. Tussen acht uur en half negen ’s avonds worden de gevangenen in kleine groepjes net buiten de poort geleid en stelt men ze op in een rij voor de walmuur. Vandaar kijken ze op Wamel. Dan klinkt er een salvo en worden ze meedogenloos vermoord.
Nog de zelfde avond vluchtte het overgrote deel der Wamelse bevolking richting Maaskant. In een lange stoet van allerlei soorten karren, wagens en kruiwagens, volgeladen met hun kostbaarste bezittingen trok men naar Altforst, Appeltern en Alphen waar alles rustig was en een ieder gastvrij werd ontvangen. Die avond is Wamel een uitgestorven dorp. Alleen het angstig aandoende geloei van de niet gemolken koeien verstoort de stilte.
Bij Jan van Bemmel aan de Lageweg hoort de familie Van Dreumel een bekende stap. Herman kan het niet zijn want die is natuurlijk ook meegenomen. Toch was het Herman. De hele familie Van Bemmel en Van Dreumel trok met paard en platte wagen naar Van der Torre op het Schutlaken waar ze in het café op de meegevoerde kermisbedden gingen slapen. Die hele nacht nog hing er een rode gloed boven de dijk.
Donderdag 21 september neemt de politie contact op met J. van Eijk, hoofd van de Tielse Dienst Gemeentewerken, hij moet zich in verbinding stellen met de Obersteuermann Folkmann. Van Eijk gaat naar deze Duitser en krijgt opdracht de ontzielde lichamen te verwijderen. Wat de Obersteuermann betrof mocht hij ze in de Waal gooien. Van Eijk gaf echter opdracht de overledenen naar de algemene begraafplaats te brengen waar ze ter aarde besteld zouden worden. Inmiddels had pastoor P.J.Th. de Bruijn O.P. gehoord van de tragedie, waarschijnlijk door de tussenkomst van Herman van Echteld die in Tiel woonde en waarvan zich twee broers onder de slachtoffers bevonden. Omdat alle slachtoffers rooms katholiek waren nam hij contact op met de politie. Hij eiste dat de slachtoffers op het R.K. Kerkhof begraven zouden worden. Aanvankelijk lukt dit niet, maar hij kreeg uiteindelijk toch toestemming, maar moest de eventuele gevolgen zelf dragen. Inmiddels waren al een aantal slachtoffers naar de Algemene Begraafplaats gebracht. De overigen werden nu rechtstreeks naar het R.K. Kerkhof gebracht, daarna haalde men de stoffelijke overschotten op de Alg. Begraafplaats op en bracht ze ook naar de plaats waar men al begonnen was het graf te delven. Aangezien er geen kisten beschikbaar gesteld mochten worden, dekte men de slachtoffers met rietmatten af.
Bij de begrafenis was de Tielse pastoor aanwezig die de laatste gebeden voor de overledenen uitsprak. Het graf werd gedolven door enkele mensen van gemeentewerken en dhr. Velders met één of twee van zijn zonen. Velders was de beheerder van het R.K. Kerkhof en enkele slachtoffers waren persoonlijke bekenden van de familie Velders. Nu staat er een monument op het graf van deze oorlogsslachtoffers.

De eerstvolgende dagen na deze gebeurtenis was het vrij rustig. Vooral ‘s nachts hoorde men uit de richting Over Betuwe zwaar geschutvuur. De verovering van Arnhem bleek mislukt. Gelukkig kon de Nijmeegse brug behouden blijven.
Vaak wordt als aanleiding van dit drama het ene schot genoemd vanachter het Heilig Hartbeeld. Dat is niet juist. Het zal misschien een rol gespeeld hebben, maar het was zeker niet de hoofdaanleiding. In de paar voorafgaande dagen waren er een reeks incidenten geweest. Vergeten we ook niet dat de Duitsers in Arnhem aan de winnende hand waren en het heel goed mogelijk is dat ook dit een rol gespeeld heeft om een daad te stellen en aan de overzijde van de Waal te laten zien dat Duitsland nog steeds de baas was in deze omgeving. In een rapport over het gebeuren dat in Tiel werd gemaakt, wordt het schot bij het H. Hartbeeld niet eens met name genoemd.
In dit rapport lezen we: ‘Op dinsdagmiddag 19 September 1944 werden twee vrouwen, die van richting Wamel kwamen, door de Kriegsmarine met de veerpont naar Tiel overgezet. Toen de pont halverwege de rivier was werd er van de richting Wamel op die pont geschoten. De Kriegsmarine is, nadat zij de vrouwen aan den Tielschen kant had afgezet, oogenblikkelijk teruggegaan naar Wamel en heeft nog vuurgevechten gehad met degenen, die geschoten hadden. Blijkbaar heeft na dit voorval de Kriegsmarine, die slechts een tiental mannen sterk was, versterking aangevraagd en ook verkregen, want den volgenden dag kwam er een auto vol met Duitschers, die o.a. ook eenige stukjes geschut medevoerden, in Tiel aan. Een van die stukken geschut heeft nog gestaan op den dijk bij de coupure aan de Waalstraat onder den kastanjeboom, die juist boven aan den oprit staat.’
Het zou overigens niet de laatste maal zijn dat de Duitsers de rivier over kwamen. Wamel stond nog een zware periode te wachten.
Aanvankelijk zijn er in Wamel alleen overdag wat Engelse gevechtswagentjes aanwezig. Het dorp is nog steeds grotendeels verlaten, maar de boeren keren overdag terug om hun vee te verzorgen, want de dieren kan men niet aan hun lot overlaten. Zaterdag 30 september steken de Duitsers de woning van de Wed. Van Barneveld, gelegen aan het afwegje naar de Achterstraat, in brand. Bovendien namen ze als gevangenen mee Johan van Ingen, Ernst van Oort, Bernhard Melis en Jan Zondag. Juist deze mensen waren in de vroege morgenuren naar de uiterwaarden gegaan om de koeien te melken. In Tiel aangekomen moesten ze de hele dag bij het Belvedère staan met hun handen op hun hoofd. De hele dag hoorden ze niets anders dan dat ze doodgeschoten zouden worden ‘zoals die anderen’. In de loop van de middag wordt er een boerenwagen gevorderd en men rijdt naar het kerkhof. De zes nemen aan dat nu hun laatste uur geslagen heeft. Bij het kerkhof slaat men echter een andere weg in en men wordt naar de Julianaschool gebracht. Daar wordt men in een klaslokaal gezet. In iedere hoek één en de overige twee in het midden. Ze mogen niet meer met elkaar praten en worden dag en nacht bewaakt. Op maandag worden ze om beurten verhoord, wat er niet zachtzinnig aan toe ging. Men probeert hen te beïnvloeden door een pistool tegen hun hoofd te zetten en te dreigen dat ze ter plaatse neergeschoten worden als ze niet praten. Dan komen een Wamelse en een Dreumelse SS-er kijken of er ‘ondergrondsen’ bijzitten. Tijdens de verhoren moeten ze namen van Wamelse verzetsmensen noemen. Voor zover dat is na te gaan hebben ze dat allemaal geweigerd. Enkele dagen later vindt een tweede verhoor plaats van Ernst van Oort en Bernhard Melis. De overige vier hebben vanuit het klaslokaal, dat door een muur en ramen gescheiden was van de gang, gezien dat ze beiden huilend uit het verhoorlokaal kwamen en direct afgevoerd werden. Velders uit Tiel, die tien dagen daarvoor met zijn vader en enkele mensen van gemeentewerken de Wamelse mensen had begraven die bij de walmuur waren doodgeschoten, kwam toevallig langs de Julianaschool toen daar een vrachtwagen wegreed waarop een aantal gevangenen zaten. Naast enkele Tielse mannen herkende hij ook Bernhard Melis. Daarna heeft men nooit meer iets van hen gehoord of gezien. De anderen werden te werk gesteld bij de Wehrmacht in de Betuwe. Op een zondag mochten ze van de commandant naar de kerk in Tiel. Daar zijn ze tijdens de mis ontsnapt. De families De Bie en Van Echteld hebben hen geholpen onder te duiken in de Betuwe. Jan Zondag trof daar nog een keer de Wamelse SS-er, die in Wamel een buurman van hem was. Deze gaf hem niet aan, maar waarschuwde hem wel met de volgende woorden: ‘Zorg dat je wegkomt want als ze je pakken dan schieten ze je kapot net als die andere twee.’ Na veel ontberingen konden de overgeblevenen eerst na het einde van de oorlog naar Wamel terugkeren. Men heeft ook na de oorlog nimmer kunnen achterhalen wat het precieze lot geweest is van Bernard Melis en Ernst van Oort. Dat zij de oorlog nooit overleefd hebben is echter wel zeker.
In de nacht van 1 op 2 oktober trok weer een groep plunderende Duitse soldaten de Waal over. Ongehinderd trokken ze brandstichtend door het dorp. Ze begonnen op de dijk met de schuur van Dirk Janssen en het huis van den Biezen. Vooral rond het steile afwegje naar de Lakenstraat sloeg de vernielzucht toe. De huizen van smid C. Berkvens, de familie Schoonderwoerd, Johan Meier, Gebroeders Schoonenberg stonden tegelijkertijd in vuur en vlam. Het zelfde gold voor de schuren van Joh. Reinders en Adr. Sengers en het huis van Wim Janssen. Ook in de Dorpsstraat werden op vele plaatsen handgranaten naar binnen gesmeten tot in de R.K.pastorie. Doordat hier meer mensen thuis waren kon de schade beperkt blijven tot kapotte ruiten of hooguit een uitgebrande voorkamer.
De Engelse radio meldde op 3 oktober officieel dat Wamel en Dreumel bevrijd waren. Maar dit was veel meer theorie dan werkelijkheid. Vooral ‘s nachts was men overgeleverd aan de Duitse willekeur. En uit het voorgaande moge ook duidelijk blijken dat de Duitsers Wamel nog steeds tot hun gebied rekenden, omdat ze blijkbaar zochten naar verzetsmensen om de weerstand aan de overzijde van de Waal te breken. Bovendien zat men al sinds 18 september zonder electriciteit, dus ook zonder radioberichten.