Ontstaan en vroegste bewoning

De Romeinse tijd

Het 'titelblad' van de beroemde Peutinger Kaart.

Het ‘titelblad’ van de beroemde Peutinger Kaart.

De bekende Peutinger Kaart, die bewaard wordt in Wenen in de Nationale Bibliotheek, stamt (waarschijnlijk) uit het jaar 1265. Men neemt aan dat deze kaart een kopie is van een Romeinse stafkaart uit de periode rond het jaar 350. De kaart draagt de naam van Konrad Peutinger (1465-1547). Hij kreeg deze kaart in bezit door een erfenis van Konrad Celtes, die hem ergens in een archief gevonden had. De kaart werd pas na de dood van Peutinger in 1598 uitgegeven onder de latijnse naam: ‘Peutingeriana tabula’. In het museum Kam in Nijmegen is een exemplaar van deze uitgave te zien.
De Romeinen maakten heel andere kaarten dan wij gewend zijn. In onze tijd is de aarde helemaal opgemeten en zijn alle kaarten op schaal. Precies in de juiste verhouding, zodat we kunnen zien hoever Wamel van Amsterdam of Groningen verwijderd ligt. Voor de Romeinen was dat helemaal niet belangrijk. Ze moesten alleen weten tussen welke posten en plaatsen de wegen lagen. Je kunt het als het ware vergelijken met de kaart van het huidige Europa waar alleen de autosnelwegen op staan, maar dan niet op schaal. In sommige opzichten lijkt hij een beetje op een schematische weergave van een spoorwegemplacement. Daar staan wel de lijnen schematisch op, maar niet in de juiste verhoudingen.

Een detail van de Peutinger kaart. Ad duodecimum zou Wamel kunnen zijn.

Een detail van de Peutinger kaart. Ad duodecimum zou Wamel kunnen zijn.

Tussen de diverse plaatsen trok men een rechte streep, zodat een legereenheid precies wist welke volgende pleisterplaats men aan zou moeten doen. De verschillende plaatsen worden gemarkeerd door een knikje in de ‘weg’. Bij bepaalde plaatsen staan gebouwen getekend, maar dat is niet overal hetzelfde gedaan, men kan daar dus geen vaste betekenis aan geven wat betreft de belangrijkheid. Tussen de verschillende plaatsen staan Romeinse cijfers die de afstand van de ene plaats tot de andere plaats aangeven. Voor het Gallische deel, waar ook onze streken toe gerekend werden, werd de Gallische mijl gehanteerd. Dat staat ook keurig op de kaart aangegeven bij Lugduno, het huidige Lyon in Frankrijk. Een Gallische mijl -Leuga in het Latijn, de taal van de Romeinen- was 2220 meter lang. Toch kunnen we niet voor honderd procent op die bijgeschreven cijfers af gaan, want bij overschrijvingen kunnen er best fouten gemaakt zijn, dat kwam vaak voor.
De Peutinger kaart is ook geen vierkante of rechthoekige kaart zoals wij die kennen van de autokaarten. Het is een smalle lange strook, waarop niet eens plaats was voor de rivier de Waal. Dat is niet zo vreemd, want destijds was de Waal een onbeduidende beek. Alleen de Rijn en de Maas zijn aangegeven. Vanuit het huidige Nijmegen gaan er twee wegen in de richting van de Noordzee. De zuidelijkste weg zou door het Land van Maas en Waal gelopen hebben. Op die zuidelijke weg is een punt aangegeven dat ‘Ad duodecimum’ heet. Er zijn onderzoekers die dit punt in de omgeving van Wamel of Tiel situeren. Het feit dat er in de uiterwaarden aan het eind van de Waalsteeg resten van een -vermoedelijk- Romeinse weg gevonden zijn, kan dit feit ondersteunen, maar het is natuurlijk geen bewijs. Die resten kunnen evengoed stammen van een zijweg die niet op de hoofdkaart was aangegeven. Er zijn ook deskundigen die denken dat Ad duodecimum bij Druten gezocht moet worden. Ook in dat geval is het echter aannemelijk dat de weg langs het huidige Wamel gelopen moet hebben, of er toen al een nederzetting was is natuurlijk de vraag. De naam betekent letterlijk: ‘Bij de twaalfde’. Of daar de twaalfde mijl, steen of iets anders mee bedoeld wordt, is niet bekend. Als er de twaalfde mijl mee wordt aangeduid, dan zou Ad duodecimum heel goed Druten kunnen zijn, waar ook resten van een Romeinse villa zijn gevonden.

De afstand die op de kaart genoteerd staat vanaf Nijmegen -Noviomagi- tot Ad duodecimum bedraagt 18 mijl. Omgerekend is dat 39,96 km. De afstand tot de volgende plaats -Grinnibus- bedraagt 6 mijl, dat is 13,32 km. Met Grinnibus wordt waarschijnlijk Rossum aangeduid, waar veel Romeinse resten gevonden zijn. Gaan we op de genoemde afstanden af, dan komt Wamel redelijk in beeld. De afstand Wamel Rossum bedraagt ruim 13 kilometer. De afstand tot Nijmegen zou ook ongeveer kunnen kloppen, want men moet bedenken dat men moet rekenen vanaf ongeveer het Valkhof of zelfs nog wat verder weg, waar diverse resten van Romeinse bewoning gevonden worden. Bovendien verliep die weg ook wat anders dan de huidige Van Heemstraweg. Waarschijnlijk lag deze Romeinse weg wat zuidelijker. Voor de veronderstelling dat deze zuidelijke Romeinse weg door Maas en Waal liep zijn ook nog andere aanwijzingen. Er loopt vanaf Nijmegen een heel oud tracé door Maas en Waal, de zogenaamde Koningsweg of Koningsstraat. Deze naam duikt in heel veel Maas en Waalse plaatsen op en loopt als een rode draad door het gebied. Als men daarnaast diverse oude kaarten vergelijkt, dan is er een eeuwenoude route door onze streek te ontdekken. Ook bodemonderzoek heeft het bestaan ervan aangetoond. In ons eigen dorp verloopt die route nu gedeeltelijk over onooglijke paadjes. Zo was de Oude Waassteeg, het modderpad dat door de uiterwaarden loopt, eens de hoofdverbindingsweg met Tiel.

De Oude Waalsteeg; dit modderpad was eeuwenlang de hoofdverbindingsweg met Tiel. Er zijn duidelijke aanwijzingen dat deze weg reeds in de Romeinse tijd in gebruik was.

De Oude Waalsteeg; dit modderpad was eeuwenlang de hoofdverbindingsweg met Tiel. Er zijn duidelijke aanwijzingen dat deze weg reeds in de Romeinse tijd in gebruik was.

Dit pad moet al heel oud zijn en in het verlengde ervan zijn de resten van een -vermoedelijk- oude Romeinse weg gevonden. Het is dus best mogelijk, dat we hier te maken hebben met een deel van de weg op de Peutinger kaart.
Uit reconstructies lijkt die oude Koningsstraat te eindigen in Wamel, waar de route zich door de Dorpsstraat voortzette en via de Oude Waalsteeg door de huidige uiterwaarden gelopen moet hebben. We mogen niet vergeten dat juist in dit deel van ons dorp een stuk van de hogere stroomrug verdween. We weten ook dat in de Romeinse tijd de Waal veel minder water ontving. Als bovendien de hoofdstroom destijds voor Tiel langs liep, dan is het dus heel goed mogelijk dat die Romeinse weg via een door-waadbare plaats of over een droog liggend hoger stuk stroomrug -nog lang hebben hiervan vermoedelijke resten in de huidige Waal gelegen- in de richting van Tiel liep. Maar hiermede is echter nog lang niet bewezen dat Wamel Ad duodecimum was. In ons dorp is slechts eenmaal een scherf gevonden waarvan men denkt dat hij van Romeinse herkomst is. Dat stukje kan echter evengoed toevallig hier terecht gekomen zijn. In vroeger eeuwen werden wel vaker karrevrachten puin van elders ergens gedumpt.
Andere plaatsen op de Peutinger kaart zijn veel makkelijker terug te vinden. Vlak onder Noviomagi ziet men bijvoorbeeld Ceuclum liggen en kruist de weg de Maas. Ceuclum was het huidige Cuijk, waar men bij opgravingen in het centrum de resten van een Romeinse vesting heeft teruggevonden. Er heeft daar ook een stenen brug gelegen over de Maas. Toen de Maas nog niet gekanaliseerd was kon men hij laag water palen zien en stenen. In 1991 hebben duikers onderzoek verricht en heeft Rijkswaterstaat sonar metingen verricht die het tracé van de brug goed zichtbaar gemaakt hebben. Zo zijn er meer dan 100 eikenhouten palen gevonden die 2 tot 3 meter lang en 40 centimeter dik zijn. Op sommige plaatsen steken ze 2 meter boven de rivierbodem uit. Er liggen ook overal kalkzandstenen op de rivierbodem die gemiddeld een meter lang zijn en 50 centimeter dik. De houten palen waren de fundering voor de brug. Aan de onderzijde waren ze voorzien van een smeedijzeren paalschoen, zodat de punt van de paal niet beschadigd werd.
Men weet vrij precies uit welke tijd de brug stamt. Van één van de palen kon men vaststellen dat de boom waarvan hij gemaakt is in het jaar 364 gekapt moet zijn. Men stelt dat vast aan de hand van de jaarringen. Door verschillende boomresten met elkaar te vergelijken heeft men namelijk een ononderbroken lijn van vele duizenden jaren kunnen reconstrueren. Iedere jaarring heeft een eigen karakter, het is als het ware de vingerafdruk van een bepaald groeiseizoen. Alle jaarringen van verschillende bomen die in een bepaald jaar gevormd zijn hebben datzelfde karakter.
Door oude stukken hout die bij opgravingen gevonden worden, met elkaar te vergelijken en als het ware in de tijd achter elkaar te zetten, kan men een jaarringenreeks van duizenden jaren opbouwen. Hebben we zo een ‘stamboom’ van jaarringen, dan kan ieder stuk hout dat gevonden wordt vergeleken worden met die stamboom en kan bepaald worden in welk jaar de boom ongeveer gekapt moet zijn en in welke periode hij dus voor het betreffende bouwwerk gebruikt is.
Het vaststellen van dergelijke stambomen van jaarringen is wel iets ingewikkelder dan hier in het kort werd beschreven. Er komt nogal wat speciale kennis en onderzoek met dure instrumenten aan te pas voor het zover is. Bovendien gaat het alleen op voor streken met een gelijk klimaat. Maar historici beschikken hierdoor nu over een vrij nauwkeurige dateringsmethode. Door deze methode te combineren met andere methodes, bijvoorbeeld de koolstof-l4 methode, kan tegenwoordig vaak op een jaar na nauwkeurig gezegd worden hoe oud een stuk hout is.
De koolstof-l4 methode werkt als volgt: ieder levend wezen heeft als bouwsteen een bepaalde stof in zijn organisme: het zogenaamde koolstof-14 isotoop. Dat is een licht radioactief materiaal. Als een organisme (boom, plant, dier, mens, enz.) sterft, dan wordt dat koolstof-14 isotoop ieder jaar voor de helft minder radioactief. Bij ieder levend wezen is het koolstof-14 isotoop in het begin even radioactief. Daardoor kun je dus nagaan hoe oud bijvoorbeeld een stuk hout is. Men neemt daarvoor een heel klein stukje van het te onderzoeken materiaal en meet hoe sterk de radioactiviteit is afgenomen. Na ongeveer 2000 jaren is de straling zo klein geworden dat er fouten bij het meten gaan optreden en is de methode niet nauwkeurig genoeg meer. De groeiringen methode is dus een goede aanvulling en bovendien kan men dan de koolstof-14 methode als het ware ijken.
Uit dit soort zaken blijkt weer hoe belangrijk het is om opgravingen over te laten aan deskundigen. De plaats waar iets gevonden is, de diepte waarop, andere voorwerpen in de omgeving, enzovoort, zijn allemaal zaken van wezenlijk belang om precies te kunnen reconstrueren hoe het vroeger is geweest.
Om vast te kunnen stellen of Wamel het Ad duodecimum op de Peutinger kaart was, zouden we in de Wamelse grond moeten gaan spitten. Misschien zouden er evenals in Cuijk dan nog heel verrassende dingen boven kunnen komen. Er zijn in Maas en Waal op meerdere plaatsen Romeinse resten gevonden. Opgravingen doen is echter kostbaar en de overheid moet er duidelijk aan mee willen werken en ook gelden voor vrij maken. Daarom zal het er in ons dorp wel nooit van komen. Je kunt immers moeilijk op grond van vermoedens in het wilde weg gaan graven. Mochten er bij bouwwerkzaamheden ooit resten tevoorschijn komen, dan is er misschien een kans om nog eens wat helderheid te brengen in dit duistere verleden. Voorlopig blijft het echter nog een gesloten boek. Voor het onderzoek naar de geschiedenis van ons dorp is het heel erg jammer dat er bij de aanleg van de riolering rond 1970 niet wat tijd en geld uitgetrokken is voor nader bodemonderzoek door deskundigen. Toen lag de Wamelse ontstaansgeschiedenis letterlijk voor het grijpen. Gelukkig zijn er toen nog wat zaken uit de modder gered en is ook wat meer bekend geworden van de huidige protestantse kerk. We zouden destijds echter veel meer over ons dorp te weten hebben kunnen komen als er op zijn minst foto’s en tekeningen waren gemaakt van de vindplaatsen. Misschien komt er nog een kans als de riolering ooit eens vernieuwd moet worden.
Ongeveer rond het jaar 200 moet onze streek langzamerhand weer minder bewoonbaar geworden zijn omdat er een nattere periode aanbrak en er meer en hogere overstromingen kwamen. De Romeinse bemoeienis in onze streek zal in de eeuw daarna steeds meer teruggebracht zijn tot een puur militair gebruik, totdat rond 400 het grootste deel van de streek verlaten geweest moet zijn. Ook bij die algemeen aanvaarde theorie moeten echter vraagtekens gezet worden als we bedenken dat men in het jaar 364 -40 jaar voordat de Romeinen definitief uit onze streken verdwijnen- nog bomen kapt om daar een grote brug over de Maas mee te bouwen of te vernieuwen bij Cuijk. Van de hedendaagse geschiedenis weten we maar al te goed, dat zeer ingrijpende gebeurtenissen zich vaak onverwacht en in een betrekkelijk kort tijdsbestek voltrekken. Hitler begon zijn politieke opmars in 1929. Zestien jaar later pleegde hij zelfmoord, nadat heel Europa in brand had gestaan en miljoenen mensen de dood gevonden hadden. Op tweeduizend jaar geschiedenis is 16 jaar te vergelijken met één ademtocht, maar het veroorzaakte een orkaan die met verwoestende kracht letterlijk de hele wereld in beroering bracht en waarvan de golven nog steeds niet tot bedaren gekomen zijn. De politieke veranderingen van de laatste paar jaren vinden allen hun oorsprong in de aardschok die de Tweede Wereldoorlog teweeg bracht.