Geschiedenis en ontstaan van de Wamelse markten

Geschiedenis en ontstaan van de Wamelse markten

Oorspronkelijk waren de mensen niet erg honkvast. Ze trokken rond omdat ze zich door jagen en vissen van eten moesten voorzien. Ze maakten van de huiden en vellen kleding, het vlees was voor consumptie en van de beenderen en botten werden de gereedschappen gemaakt voor de bewerking van de huiden. Verder at men vruchten, bessen en knollen die men vond op de tochten.
Op hun trektochten kwam zo een rondtrekkende groep, bestaande uit één of meerdere families, andere groepen tegen. Men ruilde dan goederen voor andere die men nodig had. Gebeurde het dat men door omstandigheden gedwongen werd langer op een plaats te blijven dan kreeg de behuizing een permanenter karakter. Men leerde ook de grond te verbouwen en bepaalde wilde gewassen te kweken.

Omstreeks 5000 v. Chr. vindt men in ons land de eerste landbouwers met een vaste woonplaats. Mensen die niet meer van kamp tot kamp trokken maar zich ergens vast hadden gevestigd. Zij zaaiden koren en wachtten tot de zaden een half jaar later planten waren geworden, rijp voor de oogst. Deze mensen probeerden de natuur naar hun hand te zetten, hierdoor waren ze niet meer afhankelijk van wat ze vonden. Aanvankelijk was de opbrengst, de oogst, alleen bestemd voor eigen gebruik. Maar al spoedig bemerkte men, dat als er wat meer gezaaid werd, de oogst groter was en er een voorraad aangelegd kon worden. Dit overschot kon tevens dienen als ruilmiddel. Rondtrekkende groepen wisten al zeer snel waar ze hun voorraad regelmatig konden aanvullen. De landbouwers kwamen door te ruilen in het bezit van de dingen die ze nodig hadden. Zij hadden, door het bewerken van het land, immers geen tijd meer om deze dingen zelf te vervaardigen.
Na verloop van eeuwen groeide de behoefte om deze ruilhandel beter te organiseren. Men ging ofwel zelf op pad of men organiseerde een ruilmarkt. Deze ruilmarkten trokken rondtrekkende groepen aan, die zorgden dat ze uit hun eigen omgeving de ruilgoederen meebrachten waaraan behoefte was. Deze markten hadden ook tot gevolg dat men zich ging toeleggen op het vervaardigen van speciale produkten. Een voorbeeld hiervan is het maken van aardewerk. Dit aardewerk werd gebruikt voor het opslaan en bewaren van de voorraden.
Waren deze kruiken aanvankelijk eenvoudig, later ontstonden specifieke bewerkingen, vormen en verfraaiingen. Dit geeft ons de mogelijkheid bepaalde vondsten vrij precies te dateren.
Naarmate men welgestelder werd wilden de mensen dit ook laten zien. De vraag naar mooier en fraaier aardewerk werd groter. Tevens gingen de mensen beseffen dat, als men zich ook in een nederzetting ging vestigen, er gebruik gemaakt kon worden van elkaars hand- en spandiensten. Een dergelijke concentratie van mensen vraagt steeds om nieuwe activiteiten.
Onder invloed van de ontdekkingen van brons, ijzer en de toepassingen ervan kwamen er steeds meer mogelijkheden. De bewerking van deze materialen vergde vakbekwaamheid. Wat in het begin door de mensen allemaal zelf gedaan en gemaakt werd, begonnen andere mensen te vervaardigen, er ontstonden specialisaties. Aanvankelijk waren er slechts een beperkt aantal beroepen. Maar men besefte dat een wagenmaker of wapensmid niet zelf alle technieken kon beheersen. Zo kwamen er steeds meer nieuwe beroepen, die zich alleen toelegden op speciale produkten. Door deze ontwikkeling werd de ruilmarkt steeds belangrijker. Het aanbod voor de markt groeide steeds meer. We weten meer over de markten die in het Midden-Oosten werden gehouden dan over onze eigen markten in het begin van onze jaartelling. Daar waren de oude culturen gevestigd, die al heel vroeg tot bloei kwamen. Ook in de noordelijke streken zijn er vermoedelijk wel markten geweest, maar deze worden nergens vermeld. In tegenstelling tot de landen rond de Middellandse Zee, was hier nog geen sprake van het gebruik van het schrift. Daarom zijn er op verschillende gebieden van de West Europese geschiedenis nog witte vlekken. Ook de handel in ons gebied is gedurende duizenden jaren één van deze witte vlekken.
Vanaf de permanente vestiging van mensen als landbouwers tot aan de Franse revolutie is er zeer weinig op papier vastgelegd. De enigen die dit wel deden waren de monniken. De meeste monniken leerden in het klooster lezen en schrijven. Over de gebieden waar kloosters gevestigd waren hebben we dan ook de meeste gegevens. Ook over de gebieden die voor deze kloosters belangrijk waren of over gebeurtenissen die voor deze kloosters vermeldenswaard waren, kunnen we zaken terug vinden. Een sprekend voorbeeld in dit opzicht is de vermelding van ‘Vamele’ in het goederenregister van de abdij van Prüm uit het jaar 893.
Een plaatselijke markt was meestal niet belangrijk genoeg om vermeld te worden, of er moest over het houden van de markt of over het verlenen van marktrechten verschil van mening bestaan. Het was gebruikelijk dat een klooster of een plaatselijke Heer marktrecht kon verlenen. Het wilde nog weleens voorkomen dat bijvoorbeeld een andere Heer uit een naburige plaats of stad bezwaar maakte tegen het verlenen van marktrecht of het houden van een markt. Hij was dan van mening dat deze markt voor zijn eigen markt concurrentie was. Door een dergelijke markt meende hij dat zijn eigen inkomsten verminderd zouden worden.
De plaatselijke Heer had niet alleen het recht om deze marktrechten te verlenen, de inkomsten van deze markt kwamen hem rechtens toe. Het betekende een welkome bron van inkomsten. Hiermee bekostigde hij zijn eigen onderhoud zoals feesten maar ook zijn privé legertje. In deze tijd was het heel normaal dat, een Heer er een eigen legertje op na hield om ten alle tijden zijn rechten te kunnen verdedigen. Tevens had hij er belang bij om zijn bezittingen met de dorpen erop te beschermen. Niet alleen tegen rondtrekkend gespuis maar ook tegen Heren die er steeds op uit waren hun gebied te vergroten.
De Wamelse markt is waarschijnlijk niet belangrijk genoeg geweest en er zullen zich met betrekking tot deze markt geen gebeurtenissen hebben voorgedaan die vermeldenswaard waren. Men dient ook niet te vergeten dat door de ligging van Wamel tussen twee rivieren er regelmatig overstromingen zijn geweest. De mensen trokken dan weg, daardoor werd ook het permanente houden van een markt moeilijk.
Dat Wamel na de Romeinse tijd toch weer redelijk vroeg tot ontwikkeling kwam en één van de belangrijkste dorpen van Maas en Waal werd, moge ook blijken uit de vele gegevens die er in dit verband over Wamel zijn, maar die helaas nog veel te weinig onderzocht zijn. Onder andere in het hoofdstuk ‘Wamel, ontstaan en bewoning’ wordt een tipje van die sluier opgelicht. De van oorsprong Romeinse weg die door Maas en Waal gelopen schijnt te hebben moet van grote betekenis geweest zijn voor een vrij regelmatig verkeer van reizigers, handelaren en legereenheden die aan Wamel voorbij getrokken moet zijn. Dit moet dan zonder meer Wamel en zijn bewoners ten goede zijn gekomen. Het blijven echter vermoedens tot dat er in de Wamelse grond gegraven zou kunnen worden en hierdoor voor ons allen meer zekerheid komt over het precieze verleden van ons dorp.
Voor zover wij konden onderzoeken, stammen de eerste concrete bewijzen voor markten in Wamel van na de Franse overheersing van ons land. Tot de komst van de Fransen onder leiding van Generaal Pichegru, in het land van Maas en Waal, werd er niet zo nauwkeurig verslag gedaan van het wel en wee in onze streek. De plaatselijke landadel maakte tot deze tijd de dienst uit in het tweestromenland. Met de komst van de Fransen werd de invloed van de landadel beperkt. Zij stelden aan het hoofd een ‘Maire’ (burgemeester) aan. Tot 1815 bestuurde deze Maire met zijn Assessoren (wethouders) het dorp Wamel. De Fransen voerden eveneens een nauwkeurige verslaggeving, administratie en bevolkingsregistratie in.
Vóór deze tijd hadden weinig mensen een vaste familienaam, men werd genoemd naar de vader bijvoorbeeld Jan Janszoon. Veel mensen namen deze verordening om de naam te laten registreren niet al te serieus. Men stak er de draak mee. Tot vandaag de dag vinden we dit nog terug in namen als Naaktgeboren, Vroeg in de Wei, Kloot, enzovoort. Vermoedelijk hebben ook veel mensen de naam van hun beroep genomen zoals Visser, Schoenmaker, Timmermans en dergelijke. Men dacht dat het wel niet zo’n vaart zou lopen en dat met het vertrek van de Fransen er wel een eind aan zou komen. Nu weten we wel beter en zijn er mensen die hun naam laten veranderen, omdat ze nogal geplaagd worden door hun vreemde familienaam.
Ondanks de verschillende wisselingen (Bataafse republiek 1795-1806; Koninkrijk Holland onder Lodewijk Napoleon, broer van Napoleon Bonaparte 1806-1810; inlijving bij Frankrijk 1810-1813) kreeg de invoering van deze administratie en bevolkingsregistratie vaste voet in ons land.
Na 1815 onder Koning Willem I werd de Maire vervangen door een Schout. Wamel werd een zelfstandig Schoutambt met een Schout aan het hoofd en geassisteerd door twee raadsleden (Assessoren). Uit deze periode stamt het eerste concrete bewijs dat Wamel een eigen markt had. Het betreft het Marktreglement uit 1818 waarin de regelingen rond de gang van zaken tijdens een markt beschreven staan. De onderwerpen die er in geregeld werden, waren onder andere de besteding van het marktgeld en de plaatsing van de kramen. De bode moest zorgen dat voor het aanbinden van de paarden voldoende touwen werden gespannen.
De inhoud van dit reglement hebben we hier afgedrukt. Bepaalde woorden waren bijzonder moeilijk leesbaar in de oude handschriften. Op die plaatsen treft U ‘puntjes’ (…. ) aan. Zijn we niet zeker van de weergave van een woord dan staat er (?) achter, eventueel aangevuld met nadere informatie. Dit zult U ook bij andere citaten in dit hoofdstuk op deze wijze kunnen terugvinden.

‘Reglement Wamelsche Markt Vergadering van den 21 april 1818

Door Heeren Schout en assessoren voorgedragen zijnde een concept Reglement op het houden der drie Jaarmarkten in het Dorp wamel, is na gedane lectuur van hetzelve en gehouden deliberatie daarover gearresteerd het volgende.

Reglement

Art. 1
Er zullen ….. gemeente drie Jaarlijkse Markten worden gehouden, de eerste in de
maand Maart, den tweeden dag na de Culemborgsche Markt, de tweeden den 22 april, den derden op den 13 october, en op Zon of Feestdagen invallenden, zullen dezelve den dag daarop volgende plaats hebben.

Art. 2
De palen op den dijk zullen met grote zwarte nummers, in het wit van den kop aan den Noord en Zuidranden zigbaar geteekend worden, als evens het Huis van Nicolaas Elsen No. 1 van dat van ….. No. 2; van Juffrouw van ….. No. 3; van Peter van Wel No. 4 en van Jan Schiltmans No. 5.

Art. 3
De kramen zullen aan den Noorden Kant des Dijks worden gezet, te weten de koekkramen, Broodtafeltjes en Dergelijke van No. 1 tot No. 2, dan Laken en Linnenkramen van No. 2 tot No. 3, dan overige kramen als Vlas, oude kleederen, ijzerkraam en kleinigheden ect. van No. 3 tot aan het Huijs van Aard van Berg, de Schoenkramen en Draaiborden naast het Huijs van Johannes Schiltmans en ….. Huijzen, het Houtwerk en Zeven op het Kerkhof.

Art. 4
De Marktgelden zullen betaald worden door allen die op de Markten eenige  ….. ter koop aanbieden, aan houders van den Pachters, of deszelvens ….. Persoon of Persoonen …..  geheft naar het volgende Tarief, namelijk, Voor een paard een jaar oud en dat erboven,

gezadeld of niet ƒ -,02
Daar beneden , -,01
Ieder stuks Hoornvee een Jaar oud en daarenboven , -,02
Daar beneden , -,01
Voor ieder varken Jong of oud , -,0½
Voor ieder schaap of lam , -,0½ (?)
Voor iedere kraam , -,06
Voor een tafel , -,02
Voor een kar houtwerk , -,12
Draaiborden en andere Spelen , -,12
Schoenen en zevenkramen , -,02
Voor Vlas en linnen kramen ieder , -,02

Art. 5
De opbrengst van de Markten zo van Staangeld van vee als kramen, zullen van Wege het plaatselijk Bestuur, ten behoeve van de Gemeente kas, Jaarlijks of voor (maart) -van een jaar naar tijdsomstandigheden, Publiek van den markthoudende worden verpacht.

Art. 6
De Paarden zullen aan het boven en aan ….. , aan het beneden einde des Dijks aan de daartoe aanwezige touwen gebonden worden, de schapen zullen boven aan de Lakestraat, en de varkens op dezelve bij de Schutskooij moeten worden gebragt.

Art. 7
De nodige touwen zullen op de Marktdagen des morgens vroegtijdig, door de Bode van het Marktplijn Bestuur aangebonden, en des avonds weder losgemaakt en in bewaring gehouden worden, de ontbrekende zullen ten kosten van de gemeente worden gefourneerd

Art. 8
Het zal aan de Pachters van het Marktgeld geoorloofd zijn, het hiervoren bepaalde Staangeld, Paarden Beesten op te vorderen, alvorens dezelve zijn aangebonden, of geplaatst, of op zodanige andere wijze als zulks nodig lijken zal geoordeelt worden.’

De Dijk die in dit reglement genoemd wordt is de huidige Dorpsstraat. Het is de moeite waard om verder onderzoek te doen om te weten te komen waar de huizen van Nicolaas Eisen, Peter van Wel, Jan (Johannes) Schiltmans en Aard van Berg hebben gestaan op de Dijk/Dorpsstraat. Als we dat weten kunnen we ons een nog beter beeld vormen van deze markten.
Het tweede bewijs voor markten in Wamel zijn brieven uit 1823. In de eerste brief van de Schout van Wamel aan de Hoofdschout van Nijmegen van 28 maart 1823 vermeldt  hij het volgende: ‘Ik heb de eer Uwe HoogGeboren Gestrenge Heer bij deze te informeren ter voldoening van het besluit van Hunne GrootAchtbaren de Heeren Gedeputeerde Staten der Provcincie Gelderland van den 19 Februarij 1823 No. 9 Proviaciaal Blad no. 26, dat in deze Gemeente geen markten aanwezig zijn.’
In hetzelfde jaar schrijft hij op 3 april het volgende aan de Gemeenteontvanger: ‘Ik heb de eer Uw Edele bij deze te informeren dat op aanstaande Vrijdag den 11 den dezer maand des namiddags ten vier uren, ten huize van A. van Beers te Wamel, zal worden over gegaan tot de verpachting van de standplaatsen op de Wamelsche Markten voor het lopende Jaar 1823 met verzoek daarbij te willen assisteren.’
Zo zijn er nog meerdere brieven die over verpachtingen van standplaatsen op de Wamelse markt gaan.
Het derde bewijs is de brief van de districtscommissaris van Nijmegen aan de Burgemeester van Wamel. In deze brief benoemt hij de Rijksveearts Boo uit Opheusden als toezichthouder voor de veemarkten in Wamel voor het jaar 1848.
Over een wekelijkse markt zijn geen bewijzen te vinden. Deze kunnen er echter wel geweest zijn. Wamel wordt immers in het Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden, redactie A.J. van der Aa uit 1849, beschreven als: ‘Een tamelijk groot en welgebouwd dorp, in welks kom men 1740 inwoners telt.’ Ook wordt melding gemaakt van drie paarden- en beestenmarkten. Van der Aa schrijft hierover: ’Eene woensdag na den derden Zondag in April den tweeden Dinsdag in Augustus den 13 October. Op deze markten worden behalve paarden en rundvee, ook houtwerk, lakens, linnens enz. verkocht.’
De Tielsche Almanak uit 1852 vermeldt ook drie paarden- en beestenmarkten in Wamel en wel op: ‘Woensdag na den derden Zondag in April den tweeden Dinsdag in Augustus den 13 October.’
Het Jaarboekje voor den Nederlandschen Boerenbond uit 1909 geeft er weer meer aan, te weten: ‘Donderdag na 18 April, 1ste Dinsdag in Mei, 2de Dinsdag in Augustus, 1 ste Woensdag in September, 13 October, Dinsdag na 1 November (valt 1 november op Maandag,  dan de 2de Dinsdag in November).’
Zoals we uit het voorgaande kunnen zien was het aantal markten en de dagen waarop deze gehouden werden nogal wisselend. Een van de redenen hiervoor zou de regelmatig heersende veeziekte kunnen zijn. We lezen namelijk regelmatig in de Notulen van de Raad en in de Tielsche Courant over opschorting van de veemarkt.
Het derde agendapunt uit de Notulen van de Raad in 1865 leert ons het volgende: ‘Gelezen een extract besluit van Heeren Gedeputeerde Staten d.d. 19 september j.l. no. 67 houdende opmerkingen op de ter goedkeuring ingezonden verordening tegen de verspreiding der besmettelijke veeziekte, tevens den Raad uitnodigende het opgemerkte in overweging te nemen en den uitslag aan gemeld College mede te deelen.
De Raad zich met de gemaakte opmerking verenigende, heeft voorschreven verordening dan overeenkomstig gewijzigd, om vervolgens aan welgemelde Heer Gedeputeerde Staten, ter nadere goedkeuring te worden ingezonden.
Naar aanleiding van het zoo even verhandelde deelt de voorzitter mede, dat er bij onverhoopte te ontstane besmettelijke veeziekte onder het rundvee maatregelen dienen genomen te worden, ten einde in de beide dorpen een of meerdere plaatsen aanwezig zijn om de aangemelde ziekte gestorven of afgemaakte beesten te kunnen en doen begraven, terwijl er alom dient gezorgd te worden tot daarstelling van tenten of loodsen tot plaatsing van verdacht of besmet rundvee.’
Enige weken later lezen we onder punt 6 Notulen van de Raad: ‘Brengt de voorzitter ter tafel twee door hem ontworpen Concept verordeningen betreffende het tijdelijk schorsen der Jaarmarkten binnen deze Gemeente voor rundvee in de maanden October en November 1865, alsmede die tegen de verspreiding der besmettelijke veeziekte. Na lezing en enige gemaakte wijzigingen, zijn dezelve met algemene stemmen vastgesteld, om ter fine van goedkeuring aan Heeren gedeputeerde staten te worden aangeboden.’
Dat deze reden niet geheel denkbeeldig is getuigt het feit dat een verzoek in 1866 tot oprichting van een wekelijkse varkensmarkt afgewezen werd. Over deze afwijzing is in de jaren die er op volgden heel wat geschreven en gesproken. De verzoekers, onder andere de Heren Rutten, Vermaat, Doesburgh, Theeflen, A. van der Sijp, Joh. van der Sijp, J. van Ooijen, J.H. Roef, Elsen en Hiebendaal lieten het er niet bij zitten. Dat deze verzoekers, allen landbouwers en veehouders, tot het uiteindelijke oprichten van een wekelijkse varkensmarkt hebben bijgedragen staat buiten kijf. Het verzoek van 14 april 1866 werd pas beloond in 1901. De eerste varkensmarkt zou op 1 januari 1902 gehouden worden. Hiebendaal heeft dit niet meer meegemaakt, elders in dit boek leest U dat De Hollenhof, de boerderij waar Hiebendaal woonde, in 1895 verkocht wordt en dat hij toen al overleden was. Of de andere verzoekers uit 1866 dit nog hebben kunnen meemaken zou de moeite waard zijn om te onderzoeken. Deze wekelijkse varkensmarkt wordt later nog uitvoerig besproken.
De onduidelijkheid over markten in Wamel wordt nog vergroot door de steeds wisselende benamingen van deze markten. Zo wordt bijvoorbeeld in 1863 gesproken over een ‘Vrijmarkt’. Dit was historisch gezien iets heel anders dan de markten die normaal gehouden werden.
Een Vrijmarkt was een markt voorzien van vrijheden. Op een dergelijke markt mocht iedereen zijn waren te koop aanbieden, men behoefde voor een standplaats geen belasting of staangeld te betalen. In de Notulen van de Raad uit het voorjaar van 1863 lezen we hierover het volgende: ‘Deelt de voorzitter mede dat de nieuw gevoerde Vrijmarkt, op den 13 November geplaatst gehad hebbende, verre boven de verwachting heeft beantwoord, doch dat Veele Veehouders het betreuren, dat deze markt Variabel en niet op een vasten dag bepaald was, want zoo zou het gebeuren dat in het jaar 1863 deze markt gelijktijdig is met de paardenmarkt te Tiel.’
Na beraadslaging wordt dit bezwaar ingezien en met algemene stemmen besloten ‘De onderwerpelijke Vrijmarkt voortaan te doen plaats hebben op den tweeden donderdag na den Eersten November. Er zal bij extract dezer daartoe vereischte autourisatie van Heeren Gedeputeerde Staten worden aangevraagd.’ De voorzitter die genoemd werd was de Heer G.J. Kolfschoten, burgemeester.

De brief die de Wamelse burgemeester op 18 oktober 1863 schreef aan de leverancier van de marktpalen. Deze leverancier was een broer van de wethouder Van der Sijp. Deze wethouder zou later burgemeester van Wamel worden.

De brief die de Wamelse burgemeester op 18 oktober 1863 schreef aan de leverancier van de marktpalen. Deze leverancier was een broer van de wethouder Van der Sijp. Deze wethouder zou later burgemeester van Wamel worden.

Een uit 1863 stammende brief vermeldt de levering van 56 hardstenen marktpalen. Over deze levering bleek aanvankelijk een misverstand te bestaan, hetgeen blijkt uit de inhoud van de brief die deze Burgemeester aan de leverancier de Heer G. van der Sijp te Rotterdam:

‘Mijnheer !

Van een 14 daagse reis te huis komende vond ik uwen …..  van den 20 dezer maand, onmiddellijk gevolgd door een vrachtbrief afgegeven van 24 dies maand, geleidende 56 hardstenen palen.
Met duidelijke bevreemding nam ik kennis van een en ander, daar ik letterlijk van niets afwist.
Intussen deelt mij uw broeder mede, dat hij deswege met u een onderhoud gehad heeft, zodat zich de zaak eenigzins opheldert. lk heb dan ook de palen geaccepteerd, echter onder twee uitdrukkelijke bepalingen, 1. Dat U het getal aanvult tot 80 en 2. dat U de prijs stelt (?) zoals door U gevraagd primitief (?) is ad drie gulden.
Na groeten heb ik de eer te zijn,
U Ed D W Dienaar (Uw Edele en Dienst Willige)’
(het woord ‘primitief’ betekende vroeger ‘oorspronkelijk’ in het handschrift lijkt het echter niet helemaal goed te staan, want er staat een streep bij die kan duiden op een doorhaling of die bedoeld is om aan te geven dat er woorden in een andere volgorde moeten staan).

Dat het leveren van deze marktpalen niet zonder problemen verliep getuigt het feit dat ze pas in 1865 geplaatst werden. In het ‘Tielsche Stedelijke Weekblad’ van 25 januari 1865 lezen we het volgende: ‘Heden had de aanbesteeding plaats van het leggen van een klinkerweg door de kom van het dorp Wamel, welk werk is aangenomen door W.D. van Mourik uit Drumpt. Men verheugt zich over de verfraaiingen en verbeteringen die er in dit dorp zullen plaats hebben. De lindebomen zullen waarschijnlijk worden vervangen door kastanjebomen. Terwijl inplaats van houten marktpalen, hardstenen posten worden geplaatst. Het marktplein wordt door verbreding van de weg aanmerkelijk verbeterd.’

Op deze foto zijn duidelijk de marktpalen zichtbaar, die zo lang het beeld van de Wamelse Dorpsstraat bepaalden. Het zijn de palen die in de brief van 1863 genoemd worden.

Op deze foto zijn duidelijk de marktpalen zichtbaar, die zo lang het beeld van de Wamelse Dorpsstraat bepaalden. Het zijn de palen die in de brief van 1863 genoemd worden.

Gedurende deze werkzaamheden is de markt in april waarschijnlijk ergens anders gehouden of heeft helemaal niet plaats gehad. Het eerste teken van een markt treffen we aan in een kranteartikel van 9 augustus 1865. De markt van 8 augustus was niet druk bezocht, er waren redelijk veel paarden doch weinig runderen. De beesten waren algemeen in een zeer goede staat, de handel was vrij levendig. Ook overig stalvee brengt goede prijzen op. De handel in paarden was wat minder, men zocht vooral kalfdragende koeien. De markt van oktober 1865 werd opgeschort in verband met een besmettelijke veeziekte. Hoelang deze opschorting heeft geduurd is onduidelijk. Als er al markten zijn geweest is hierover weinig tot niets opgetekend.
Het eerstvolgende teken van een jaarmarkt vinden we in de Tielsche Courant van 1872: ‘Op de gewone zomermarkt in Wamel van heden welke begunstigd werd door goed weer, waren aangevoerd ca 70 paarden en ruim 30 stuks rundvee. De handel was zeer geanimeerd. Verbod van overvoer van rundvee over het Tielsche veer t.g.v. de aan de overzijde der rivier heersende tongblaar, alsmede de schaarste aan vee, verhinderen grotere aanvoer. Aan kooplieden en marktbezoekers ontbrak het echter niet.’
De najaarsmarkt van 14 oktober 1872 was veel drukker. Er werden 270 paarden en veulens en 95 stuks rundvee aangevoerd. De handel was levendig en er werden goede en hoge prijzen gemaakt.
Zo lezen we voor de voorjaarsmarkt 25 april 1875: ‘Aangevoerd 40 paarden en 150 stuks hoornvee. De prijzen varieerden voor dragende koeien van ƒ 160,= tot ƒ 200,=’
Voor de op donderdag 11 november 1875 gehouden Vrijmarkt werden extra prijzen uitgeloofd. Voor de aanvoerder van het hoogste aantal hoornvee ƒ 5,= en voor diegene die dan volgde op de tweede plaats ƒ 2,50 voor de aankoper van het hoogste aantal hoornvee ƒ 5,= en voor de tweede ƒ 2,50.
Het jaar 1878 springt er weer uit wat betreft het aantal markten namelijk 5 in totaal. Uit deze 5 springt de markt van 13 oktober er uit. Er werden die dag 750 paarden en 120 stuks hoornvee aangevoerd. Ondanks het grote aantal bezoekers was de handel slapjes.
Door de landbouwer J. van Os werd een paard verkocht dat zonder de bedongen prijs werd weggevoerd. Vermoedelijk zijn de gelden door een ander in ontvangst genomen.
Dat de aanvoer en handel door de jaren heen sterk wisselend was, zien we aan het volgende overzicht:
13 oktober 1880, 100 paarden en 60 stuks hoornvee, 14 oktober 1881, 1050 paarden en 70 stuks hoornvee, 15 oktober 1882, 650 paarden en 35 stuks hoornvee, 15 oktober 1884, 800 paarden en geen hoornvee, 17 oktober 1885, 1000 paarden, geen hoornvee, (Druten, 80 paarden en 350 stuks hoornvee), 11 augustus 1886, 800 paarden en 80 runderen, 15 oktober 1887, 1000 paarden, geen runderen, prijzen voor paarden ƒ 180,= tot ƒ 300,=, veulens ƒ 80,= tot ƒ 140,=, 15 augustus 1888, 900 paarden, prijzen voor werkpaarden ƒ 150,= tot ƒ 475,=, luxe paarden ƒ 550,= tot ƒ 650,=, veulens ƒ 80,= tot ƒ 140,= en hitten ƒ 70,= tot ƒ 150,=.
Op de markt van 9 september 1891 verkoopt N. van Doesburgh een 1½ jarig paard voor ƒ 340,= en C. Mollenberg een 11 maanden oud veulen voor ƒ 285,=. In 1897 besluit de gemeenteraad een aanvullende verordening voor de vee- en paardenmarkten aan te nemen.

Art. 1
Voor vee- en paardenmarkten is bestemd het terrein in de kom van het dorp Wamel aan de Noordzijde van de Dorpsstraat.

Art. 2
De geleiders zijn verplicht de aangevoerde runderen en paarden vast te binden aan de daarvoor bestemde lijn of stangen en de dieren aldaar onder behoorlijk toezicht te houden of te doen houden.

Art. 3
Het is verboden vee of paarden op de markt te laten verblijven na 12 uren `s middags met uitzondering bij gelegenheid van de grooten najaars paardenmarkt op 13 oktober, waarvan de duur wordt bepaald tot 2 uur `s namiddags.

Art. 4
Na de in het vorige artikel bepaalde tijden kan het vee of de paarden onder politie toezicht worden verwijderd.

Art. 5
Het overtreden of het niet naleven van enige bepalingen dezer verordening wordt gestraft met ene geldboete van ten hoogste ƒ 16,= of hechtenis van ten hoogste 3 dagen.’

De markt van 14 oktober 1898 werd druk bezocht door Maas en Waalse landbouwers en Duitse paardenkooplui. Er werden 750 paarden en veulens aangevoerd, waarvan 500 paarden (meest (1½ jarigen) verkocht worden. De prijzen voor 1½ jarigen liepen uiteen van ƒ 300,= tot ƒ 350,=.
Tijdens een raadszitting in 1898 werd de belasting op het gebruik van staanplaatsen op de markt vastgesteld, ingaande 1 januari 1899.

    1898 1818
  Voor een paard van één jaar en daarboven gezadeld of ongezadeld 10 cents 2 cents
  Beneden het jaar 5 „ 1 „
  Voor ieder stuks hoornvee een jaar oud en daarboven 10 „ 2 „
  Beneden het jaar 5 „ 1 „
  Voor ieder varken jong of oud 2½ „ ½ „
  Voor ieder schaap jong of oud 2½ „ ½ „
  Voor iedere kraam 30 „ 6 „
  Voor eene tafel 10 „ 2 „
  Draaiborden en andere spelen 60 „ 12 „
  Schoenen en zevenkramen 10 „ 2 „
  Voor vlas en linnenkramen ieder 10 „ 2 „

 

Ten aanzien van het innen van de vastgestelde bedragen wordt bepaald: ‘De Raad der Gemeente Wamel Gezien deszelfs besluit van heden, Gelet op artikel 257 der Gemeentewet, Besluit vast te stellen de volgende verordening op de invordering der belasting wegens het gebruik van staanplaatsen op de markt binnen deze gemeente.’

Art.1
De belasting wegens het gebruik van staanplaatsen op de markt wordt ingevorderd volgens de bepalingen van art. 258 tot en met 262 der Gemeentewet.

Art.2
De belasting is verschuldigd dadelijk bij het ter markt komen, bij niet voldoening wordt men van de markt geweerd.

Art. 3
De belasting zal worden geïnd door de Gemeente-Ontvanger of zoodanigen persoon als door hem onder zijn verantwoordelijkheid zal worden aangewezen.’

Van 1818 tot 1898 (80 jaar) stijgt de marktbelasting 0,1 cent per jaar, voor deze periode nogal fors. Er zal dan ook wel regelmatig bij de Raad geprotesteerd zijn tegen deze verhogingen.
Er is in dat opzicht toch nog niet zoveel veranderd.

Er zijn geen foto's bekend van het Wamelse marktgebeuren. De enige aanwijzing voor de vele paarden die verhandeld werden vormen verslagen in kranten, gemeentelijke stukken en deze foto, waarop men de gierpont ziet die volgeladen staat met paarden voor de Wamelse markt.

Er zijn geen foto’s bekend van het Wamelse marktgebeuren. De enige aanwijzing voor de vele paarden die verhandeld werden vormen verslagen in kranten, gemeentelijke stukken en deze foto, waarop men de gierpont ziet die volgeladen staat met paarden voor de Wamelse markt.

Door de jaren heen hadden de plaatselijke landbouwers en veehouders niet stil gezeten. Het verzoek uit 1866 werd uiteindelijk beloond, men had er lang op moeten wachten. De Raad besluit in 1901 een wekelijkse varkensmarkt in te stellen. Het agendapunt luidt als volgt: ‘Wordt door den voorzitter Burgemeester H.W.J.C. van der Sijp, het voorstel gedaan tot het instellen van een wekelijkse varkensmarkt en wel op Zaterdag van iedere week van des namiddags 2 tot 6 uur. Overwegende dat de invoering eener dergelijke weekmarkt met het oog op de snellere middelen van vervoer in deze streek, namelijk door den stoomtram Nijmegen-Wamel, zeer in het belang van den varkensteelt in deze Gemeente zal zijn, te meer daar de fokkerij van zoogenaamde zesweekse varkens zoowel in deze als in omliggende plaatsen zeer groot is. Gelet op de artikelen 144 en 195 der Gemeentewet, heeft de Raad besloten: Eene vrije wekelijksche varkensmarkt in te voeren, met ingang van 1 Januari 1902 te houden des Zaterdags namiddag.’

Nu moesten alleen de Heeren Gedeputeerde Staten nog met deze markt instemmen. Dat deze goedkeuring niet zonder slag of stoot verliep lezen we in de notulen van de Raad van 24 juli 1901. Gedeputeerde Staten van Gelderland hadden namelijk een bezwaar tegen deze wekelijkse varkensmarkt van de stad Tiel ontvangen. De Raad werd dan ook gevraagd om hun besluit met de bezwaren uit Tiel nogmaals in overweging te nemen. De bezwaren van de stad Tiel waren, dat door de Wamelse markt minder aanvoer en handel zou zijn op de Tielse markt. Dat de Wamelse Gemeenteraad het daar totaal niet mee eens was, getuigen de volgende argumenten:

– ‘Dat het te: Tiel ter markt brengen van de producten van Landbouw en veeteelt uit ‘Maas en Waal’ veel bezwaren en nadeelen medebrengt; die voorzoover doenlijk en mogelijk, door den landbouwende stand, gaarne zullen worden ontgaan. Dat deze nadeelen bestaan o.a.

– in de ongeregelde toestand van het veer vooral bij hoog en bij laag water dat bij laag water o.m. het meermalen voorgekomen is, dat op de marktdagen de landbouwproducten en het vee, waaronder ook de varkens, laat of te laat werden overgezet. Dat daarenboven de controle op de marktdagen geschiedt op de veervaartuigen zelve, waardoor noodeloos last en oponthoud wordt veroorzaakt, terwijl het zeer goed mogelijk is om die controle aan de wederzijdsche oevers der rivier te doen plaats hebben,

– dat het hooge veergeld (in vergelijking van de veren te Nijmegen en Arnhem) eveneens beduidende kosten voor den landbouwende stand medebrengt, terwijl nog daarenboven een hoog marktgeld op de varkens wordt geheven. Waar dus de Gemeente Wamel niet opziet tegen groote geldelijke opofferingen voor de belangen der gemeentenaren om met name voor de landbouwers werkzaam, te zijn, door de nieuwere middelen van verkeer, voor zooverre die in haar macht zijn, te bevorderen en door met betrekking tot den handel onder meer vooreerst tot het instellen van een vrije varkensmarkt over te gaan en te trachten door het geven van groote premiën de aanvoer te steunen en de markt te doen slagen, omdat daardoor de algemeene telgangen van Waas en Waal en die onzer gemeente ten zeerste zullen worden gediend;

– het toch niet aangaat, dat de gemeente Tiel zich beroept op de benadeeling van haar markt, daar het toch blijkt èn uit den toon van haar missive èn uit het advies van de kamer van koophandel, dat de in te stellen markt te Wamel aan een noodzakelijke en gevoelde behoefte zal voldoen, waarom het particulier belang der stad Tiel dan moet wijken.

– Het komt daarenboven den Raad vreemd voor, dat de kamer van koophandel te Tiel zich als het ware beklaagt, dat de in te stellen markt eene vrije zal zijn, terwijl men ook zal moeten erkennen, dat waar zoveel geldelijke en andere door ons opgesomde nadeelen voor de stad Tiel bestaan tegenover de vrije in te stellen markt te Wamel het verkieslijker zal zijn te spreken van ongelijke concurrentie;

– dat die ‘ongelijke’ concurrentie grootendeels, zoo niet geheel, zou komen te vervallen, wanneer de gemeente Tiel zou kunnen besluiten:
1 ste Om het veer op marktdagen voor niets of voor half geld open te stellen;
2de De controle op marktdagen niet meer op de rivier te doen geschieden;
3de Geen marktgeld te heffen op de varkens.

4de Bij hoog of laag water en op tijden dat de overtocht door omstandigheden die ‘van langen duur’ of ‘vooruit te voorzien zijn’, meer gebruikt te maken van snellere middelen van vervoer, waardoor dan de afstand van Wamel naar Tiel werkelijk 15 minuten kan worden. Verder zij alsnog opgemerkt, dat de beschouwing van Burgemeester en Wethouders van Tiel niet juist is waar men spreekt van: ‘Wat des Maandags te Tiel ter markt wordt gebracht, wordt gedeeltelijk reeds in de loop der voorafgaande week opgekocht, dat gedeelte zal nu te Wamel worden aangeboden, alleen het onverkochte komt dan nog te Tiel.’

Dat Wamel uiteindelijk toestemming kreeg tot instelling van een wekelijkse markt blijkt uit de volgende bekendmaking: ‘Burgemeester en Wethouders der gemeente Wamel maken bekend dat de nieuw ingestelde varkensmarkt tot nadere aankondiging wordt uitgesteld tot de opening van de tramlijn Nijmegen-Wamel.
Wamel, 31.12.01 H.WJ.G. van der Sijp Burgemeester,
J. van Wichen Secretaris’
Dat deze beslissing gebaseerd was op een puur commerciële reden zal U niet verbazen. Men verwachtte van deze stoomtram in zekere zin gouden bergen. Immers door deze snellere stoomtramverbinding zou voor het land van Maas en Waal, dus ook voor Wamel, het isolement doorbroken worden.
Er is ook nog een forse discussie gevoerd over het eindpunt van deze tram. De Stad Tiel en de Gelderse Staten zagen het liefst dat de tram tot aan het veer zou worden doorgetrokken. De gemeente Wamel en de andere doorsneden gemeenten stelden de doortrekking niet erg op prijs. De Maas en Walers, waaronder ook burgemeester Van der Sijp waren niet erg gebrand op de Tielenaren. Van der Sijp was overigens een van de voortrekkers bij het tot stand komen van de tramverbinding.
Dat uiteindelijk het eindpunt iets verder dan de Hervormde kerk, en op 1500 meter afstand van het Tielse veer, kwam te liggen was mede op advies van de Hoofdingenieur Idsinga.
Dat op 8 maart 1902 de stoomtramverbinding een feit was en er een directe lijn bestond tussen Nijmegen en Wamel getuigen de verhalen en artikelen over deze razende Roeland.
De wekelijkse varkensmarkt kon gehouden worden. Wanneer deze echt begonnen is en waar hij gehouden werd is tot nu toe onbekend. Het is overigens nog maar de vraag of de varkensmarkt ook echt gehouden is. In de archieven konden we dit niet achterhalen. Dit vergt vermoedelijk nog wel enkele jaren van naspeuringen. Het is overigens heel goed mogelijk, dat de tramverbinding niet bracht wat men er van verwacht had en dat de boeren en handelaren nu juist richting Nijmegen trokken om hun vee te verhandelen. In het hoofdstuk over de stoomtram kunt U hier meer over lezen.
Dat hij gehouden is op de in 1959 omgedoopte Varkensmarkt, die tot dat jaar de naam droeg ‘In het klooster’, lijkt zeer onwaarschijnlijk. De straat die liep van de huidige Kloosterstraat naar de Clarrissenstraat en de twee paadjes die tussen de huizen liepen die er toen stonden, waren zo smal dat men er ternauwernood met paard en wagen door kon.
Tevens wordt er in 1818 reeds een plaats bepaald waar men tijdens de Jaarmarkten met de varkens heen moest. Hier wordt, zover het te ontcijferen is, gesproken over ‘den Schutskooi’.
Dat deze schutskooi nooit op de huidige Varkensmarkt kan hebben gestaan zal wel duidelijk zijn. In deze schutskooi werd het loslopende vee opgevangen en konden de veehouders en boeren het daar weer ophalen. Een dergelijke schutskooi stond aan de rand van de kom van het dorp.
Bij de plaatsbepaling voor de varkens in 1818 heeft men vermoedelijk ook voorzieningen hiervoor getroffen. Dat men dan in 1902 een nieuwe plaats kiest en dan nog wel in het midden van het dorp lijkt zeer onwaarschijnlijk. De paarden en het hoornvee stonden tijdens de jaarmarkten tot het einde van de jaren dertig in en om de Dorpsstraat. Het in bewaring houden van vee in de schutskooi noemde men ‘schutten’.
Hiervoor was een speciaal reglement van toepassing de zogenaamde ‘Verordening op het schutten van vee.’

Art. 1
Er zal na de vereischte goedkeuring van dit besluit met den derden dag na dien zijner afkondiging door den eigenaar van geschut vee, ten behoeve der gemeente voor schutgeld worden betaald:

Voor een paard . . . . . . . . . . . . ƒ 1,25
  rund , 1,20
  schaap, bok, geit of varken , 0,50

Wanneer meer dan een stuk vee aan denzelfden eigenaar behoorende tegelijk wordt geschut, zullen de boven bepaalde sommen alleen worden betaald voor het eerste stuk, terwijl voor ieder volgend stuk zal verschuldigd zijn:

Voor een paard . . . . . . . . . . . . ƒ 0,75
rund , 0,70
schaap, bok, geit of varken , 0,30

Art. 2
Voor voeding, oppassing en verzorging van het geschutte vee, zal voor iederen dag of een gedeelte daarvan, worden betaald:

Voor een paard . . . . . . . . . . . . ƒ 0,55
rund , 0,35
schaap, bok, geit of varken , 0,15

De kosten in dit artikel genoemd nemen een aanvang 12 uren nadat het vee in bewaring is gesteld.

Art. 3
Indien de eigenaar het geschutte of in bewaring gestelde vee niet binnen acht dagen opvordert, brengen Burgemeester en Wethouders de schutting onder opgaaf der kennelijke teekenen van het vee ter openbare kennis door afkondiging in deze en aangrenzende gemeenten en door middel van een in deze provincie uitkomend nieuwsblad, waarvoor moet worden betaald:

door één eigenaar . . . . . . . . . ƒ 4,=
door twee of meerdere eigenaars ieder . . . , 2,=

Aldus vastgesteld door den Raad der Gemeente Wamel in zijne vergadering van den 24 Juli 1896

De Secretaris De Burgemeester
J. van Wichen Nico van der Sijp’

Bekijken we nu het kadastraal minuutplan van 1820 waarop de kern van dorp Wamel te zien is en we nemen daarbij het marktreglement uit 1818 dan kunnen we de plaatsen invullen waar de markt gehouden werd. Waar we de ‘Schutskooij’ moeten situeren is moeilijker vast te stellen. In eerste instantie denkt men dan aan een plaats zo dicht mogelijk bij de Dorpsstraat, waar immers de markt werd gehouden. Of we daarbij ten noorden of ten zuiden van de marktplaats moeten zoeken is niet duidelijk. Enerzijds had de gemeente het terrein aan de oostzijde van de Oude Waalsteeg in bezit, daar stond de school met een arrestantenlokaal en ook nog een brandweerhuisje. Anderzijds liggen in het zuiden de Grote Gement en het Pellegement, wat van oudsher gemeenschappelijke gronden waren. In de jaren dertig was er in elk geval een schutskooi in de huidige Koningsstraat. Niet ver van de kruising met de Wilhelminastraat.
Laten we nu weer terugkeren naar de verslagen over deze markten. In de Notulen van de Raad uit 1898 lezen we het volgende: ‘Wordt bij voorvermelde verordening aan Heer Gedeputeerde Staten overgelegd de navolgende overzichten der ontvangsten en uitgaven over de laatste drie jaren van de marktgelden en de opbrengst der seinkosten vanaf de oprichting der telephoon.
‘Gemiddeld jaarlijks beloop der gezamentlijke Ontvangsten en Uitgaven in zake het heffen der marktgelden, volgens de goedgekeurde rekeningen over de laatste drie jaren van 1895-1897.

Ontvangsten ƒ 67,25
Uitgaven ƒ 68,=
Ontvangsten seinkosten van den dag der invoering ƒ 134,65
Uitgaven ƒ 202,63’
Een afschrift van de keuring van hengsten die in Tiel had plaatsgevonden op 8 oktober 1900. De gekeurde paarden zijn Encelland of Encellens van H. v.d. Sijp en Snijboon, Adolf en Frits van de heer F. Rutten.

Een afschrift van de keuring van hengsten die in Tiel had plaatsgevonden op 8 oktober 1900. De gekeurde paarden zijn Encelland of Encellens van H. v.d. Sijp en Snijboon, Adolf en Frits van de heer F. Rutten.

Een ander agendapunt van de Raad van 20 october 1900: ‘Wordt door het lid den Heer Sengers ter sprake gebracht den datum van den groote jaarmarkt te Wamel van 13 october te veranderen en die b.v. te bepalen op een vasten dag.
Hierover gedelibreerd hebbende is men tot de conclusie gekomen hierin geen verandering te brengen, daar het gevaar bestaat voor het gehele verlooping dezer markt.’

1902 uit de Nieuwe Tielse Courant:
‘13 october Paardenmarkt in Wamel.
Op de markt van heden werden niet minder dan 600 stuks paarden, meest anderhalfjarige, aangevoerd. Ofschoon het hele jaar de handel in dit soort paarden maar slap is geweest, was er op de Wamelse markt een goede afzet. Over de prijzen had men niet te klagen. De prijzen die genoteerd werden lagen tussen de ƒ 200,= tot ƒ 250,= en zelfs hoger. Zo verkocht T.J. Sengers twee paarden van prima kwaliteit voor ƒ 600,=. Jammer dat het voor de mensen uit de Betuwe een getob uit den treure was om de Waal over te komen. Werd de overgang al bemoeilijkt door de lage waterstand, de pont moest vaak lange tijd stil liggen omdat de wind het stroomopwaarts gaande scheepsverkeer sterk hinderde, zodat de pont niet regelmatig kon gieren. Het drukke verkeer kon alleen worden overgezet met het stoombootje met de halve pont zodat aan de Tielse kant lange rijen wachtenden stonden’.

1903 Nieuwe Tielse Courant:
‘Veulenmarkt te Wamel op 11 augustus. Vreemde handel in paarden. Hedenmorgen verkocht de Heer J. de Lorijn uit Wamel aan de Heer Jan Sengers ook uit Wamel een veulen op gewicht en wel tegen 25 cent per 5 ons. Heden-middag zal het veulen gewogen worden op de waag in Dreumel. Men schat het gewicht van het veulen op 480 pond.’
‘Grote aanvoer op Wamelse paardenmarkt 13 october.
De paardenmarkt heden alhier gehouden, waarop voornamelijk anderhalfjarige dieren werden afgevoerd, kenmerkte zich niet alleen door een grote aanvoer, maar ook door een goede handel. Zijn het in de regel meestal Duitsers die deze jonge viervoeters opkopen, dit jaar waren er ook 2 Fransen, die vergezeld van een makelaar, er verschillende aankochten tegen goede prijzen. Er was vooral veel vraag naar de z.g. Belgische. Werden voor sommige paarden wel hogere prijzen besteed, toch verdient vermelding dat de Heer A. Meyer uit Tiel het geluk had 2 van zijn dieren te verkopen voor ƒ 510,= per stuk.’
‘Omdat er op de laatst gehouden paardenmarkt te Wamel een grote vraag was naar Belgische paarden, hebben de Heren Van der Sijp en Rutten besloten zich naar België te begeven voor de aankoop van een eerste soort Belgische Hengst.’
‘Hengstenkeuring in Tiel 24 october.
Op de in Tiel gehouden rijkskeuring voor hengsten werden uit Maas en Waal goedgekeurd: Excellent, eigenaar Van der Sijp
Sceiron, „ Rutten.’
Deze beide Heren hadden reeds verschillende malen met deze hengsten aan keuringen meegedaan, o.a. in 1900.

In 1904 wordt de Heer H.J.C. van Lent door de Raad van Wamel benoemd tot Gemeente-veearts, zijn jaarsalaris van ƒ 100; uit de gemeentekas zal verder aangevuld worden door de provincie. Tot dit besluit komt de Raad op aandringen van de provincie en tevens omdat de jaarmarkten zich mogen verheugen in een grote bloei.
1905 Tielse Courant:
‘Paardenmarkt te Wamel 15 october.
Op het station te Tiel werden vervoerd 12 wagons paarden afkomstig van de Wamelse paardenmarkt, die zeer druk is bezocht. De handel was levendig en vooral de Duitse kooplieden besteedden prijzen van rond ƒ 300,= tot ƒ 325,=. De prijzen waren over het algemeen aan de hoge kant. Zo werden door de Heer Paré, Steenfabrikant uit Leeuwen, vijf anderhalf jarige paarden afgeleverd tegen ƒ 315,= per stuk.’

1908 Tielse Courant:
‘Paardenmarkt te Wamel 15 october.
Op de dinsdag te Wamel gehouden grote najaarspaardenmarkt werden rond 500 paarden aangevoerd. Het waren meest anderhalfjarige.
Prijs liep op van ƒ 200,= tot ƒ 375,= per stuk. Er waren veel kooplui, vlugge handel en er werden veel paarden verkocht.’

Bij het nalezen van de kranten uit deze tijd valt zeer sterk op het ontbreken van de advertenties en reclame voor deze jaarmarkten in Wamel.

Dit in scherpe tegenstelling met de aankondigingen voor de veemarkten in Druten, Tiel en Oss. Deze aankondigingen waren soms 15 bij 20 centimeter groot en moeten behoorlijk prijzig geweest zijn. Dat Wamel voor zijn markten weinig publiciteit maakte getuigt de ‘spoedeischende vergadering’ van 10 september 1919.

De reclame die Wamel voor zijn markt maakte...

De reclame die Wamel voor zijn markt maakte…

In het verslag over deze bijeenkomst lezen we: ‘De Heer Domsdorf zegt dat deze vergadering door hem en de andere Heeren is verzocht om te bespreken op welke manier de jaarmarkten wederom in de hoogte kunnen worden gebracht, vooral de groote najaars paardenmarkt op 13 october a.s. De Heer Rutten is van oordeel, dat nu blijkens het telegram van de Commandant der tweede Divisie te Arnhem, de markten wederom kunnen worden gehouden, hij de grootst mogelijke publiciteit daaraan gegeven wil zien door te adverteeren in verschillende vakbladen en het doen drukken van publicaties ter verspreiding. Is goed gevonden een publicatie te plaatsen in het vakblad ‘De Boerenstand’, ‘De Veldbode’, ‘De Maas en Waler’, en de Noord Brabantsche  ‘s Hertogenbossche courant’, terwijl verder eenige publicatiën zullen worden gedrukt ter verspreiding in verschillende gemeenten.’
Het telegram van de Commandant der tweede Divisie te Arnhem dat vermeld wordt, heeft betrekking op de jaren van de Eerste Wereldoorlog, 1914 – 1918. Gedurende deze jaren konden en mochten er geen veemarkten gehouden worden. De paarden werden opgeëist door de Cavalerie, terwijl rundvee en varkens nodig waren voor het leger ter voeding van de soldaten. Nederland is gedurende deze oorlog neutraal geweest en het leger behoefde ook niet in actie te komen, maar de algehele mobilisatie en de permanente paraatheid waren wel gewenst. Dat gedurende deze oorlog vele produkten schaars waren weten we uit de diverse distributie-verslagen. Onder deze distributie-regeling vielen zaken als vet, zeep, rijst, erwten, gort, mout, kaas, zeevis en brandstoffen. De distributie was overigens van een andere aard dan tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het betrof een distributie van goederen over de winkels en handelaren. In de jaren ‘40 – ‘45 kreeg iedereen een stamkaart en bonnen, zodat precies was vastgesteld wat men wel of niet kopen kon.
Dat er gedurende deze jaren gesmokkeld werd zal niemand verbazen, zo lezen we in de ‘Gelderlander’ van dinsdag 1 mei 1918 het volgende artikel: ‘Maandag werd in Wamel op de dijk een kar met paard door de commiezen aangehouden. Vervoerd werd een peppelboom. Bij onderzoek alhier bleek deze geheel opgevuld te zijn met 160 kg. cacaopoeder, 300 kg. zeep, 500 Kwatta’s (repen chocolade) en een partij nootmuscart. De partij moest vervoerd worden naar Druten. In tegenwoordigheid van de Griffier van het Kantongerecht, Mr. S. Overbosch, werd alles uitgepakt, wat natuurlijk veel kijkers en eventuele kapers lokte. Er werd tegen de voerman een proces verbaal opgemaakt. De voerman mocht met achterlating van paard en wagen en smokkelwaar naar huis en diende rekening te houden met een forse straf.’
Wie deze vindingrijke voerman is geweest en welke straf hij voor het smokkelen heeft gekregen, zal eventueel wel te vinden zijn. Voor dit hoofdstuk is het minder belangrijk dan de omstandigheden waarin Maas en Waal, en ook Wamel, zich bevond gedurende deze waarschijnlijk zeer moeilijke jaren. Dat er meer mensen waren die zich lieten verleiden om iets extra’s te bemachtigen, blijkt uit een artikel in de zelfde krant en uit hetzelfde jaar: ‘Wamel, Door de Burgemeester zijn 92 varkens in beslag genomen, welke onder de ingezetenen gedistribueerd worden. De bewuste man in deze varkenszaak kreeg 4 maanden celstraf.’ Al met al was het voor de Wamelse inwoners een welkome meevaller. Dit artikel geeft dan ook meteen aan dat er geen varkensmarkten meer waren in Wamel. Het vermoeden bestaat ook, dat als er een wekelijkse varkensmarkt in Wamel was, deze van zeer korte duur is geweest. Er is tot nu toe weinig of helemaal geen bewijsmateriaal over deze markt.
Bewijzen voor de paardenmarkten zijn ook zeer zeldzaam. De Najaarspaardenmarkt duikt weer voor het eerst op in de Tielse Courant van 1933. ‘Paardenmarkt te Wamel 15 october 1933, Op de gisteren gehouden paardenmarkt in Wamel werden ruim 400 stuks aangevoerd. De handel in Belgische paarden was maar slap.
Voor anderhalfjarigen werd ƒ 180,= tot ƒ 425,= besteed. De prijs voor luxe paarden bedroeg ƒ 450,= tot ƒ 700,=. Er waren veel kooplieden uit het buitenland.’
Zoals we kunnen zien en lezen stuiten we in dit hoofdstuk over de Wamelse markt op een aantal perioden waarover we niets of heel weinig weten. Het loont best de moeite en het is ook zeker een uitdaging waard, om hiernaar verder onderzoek te doen. We weten allemaal, dat hoe verder het van ons afstaat en hoe langer het geleden is, het ook sneller in de vergetelheid raakt.
Tot slot van dit hoofdstuk resten nog twee vermeldenswaardige zaken. In de vergadering van de Raad van Wamel op 4 april 1938, vraagt de Heer Vincent welke bestemming er gegeven zal worden aan de marktposten uit de Dorpsstraat te Wamel. De voorzitter (G.R.B. Ditters) zegt dat hieromtrent nog geen beslissing genomen is. Mogelijk echter kunnen ze worden gebruikt op de hoeken van wegen, sluizen, enzovoort. Blijkbaar is er echter geen definitieve bestemming aan deze palen gegeven. Ze schijnen her en der gedumpt te zijn, o.a. in de Oude Wiel.

De huidige Varkensmarkt tijdens de watersnood van 1926.

De huidige Varkensmarkt tijdens de watersnood van 1926.

Naar het schijnt is er op 13 maart 1959 een historische vergissing gemaakt door de Raad van Wamel. De Raad besloot namelijk op deze datum het volgende: ‘Wordt op voorstel van burgemeester en wethouders besloten het pleintje in het dorp Wamel, waaraan de panden staan thans genummerd 187, 189, 191,192,195 en 196 de naam ‘Varkensmarkt’ te geven, aangezien hier vroeger de varkensmarkt gehouden schijnt te zijn.’ We toonden al aan, dat het zeer onwaarschijnlijk is dat hier ooit de Varkensmarkt gehouden is.
Als laatste aanvulling nog het volgende: tijdens de herinrichting van de Varkensmarkt op 23 november 1992, is een marktpaal terug gevonden die lijkt op het model wat in de Dorpsstraat stond. Het hoofd en de ring ontbraken echter, zodat het niet helemaal zeker is of we met een paal uit de Dorpsstraat te maken hebben.